In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Pijn en pijnbehandeling
Slide 1 - Tekstslide
werkproceskaarten boekje
Kijk in je werkproceskaart boekje bij welke leeruitkomst dit onderwerp zou kunnen passen.
Slide 2 - Tekstslide
leerdoelen
aan het einde van de les kun je zelf een definitie van pijn geven
aan het einde van de les weet je de verschillende soorten en oorzaken van pijn te benoemen
aan het einde van deze les kun je de cirkel van Loeser uitleggen
aan het einde van de les kun je uitleggen hoe je pijn meet en welke interventies je kunt uitvoeren
Slide 3 - Tekstslide
Wat versta je onder pijn?
Slide 4 - Woordweb
Wat is pijn?
Pijn is een onplezierige sensorische en emotionele ervaring die gepaard gaat met feitelijke of mogelijke weefselschade.
Slide 5 - Tekstslide
Pijn is.....
Wat de cliënt zegt wat het is
Wanneer de cliënt zegt dat het is
Een onplezierige sensorische en emotionele ervaring
Een waarschuwing
Slide 6 - Tekstslide
Noem enkele oorzaken van pijn...
Slide 7 - Open vraag
Oorzaken
Beschadiging van het lichaam
Infectie
Tumorgroei
Beknelling
Overbelasting
Vermoeidheid
Spanning en stress
Slide 8 - Tekstslide
Werking van pijnreceptoren
Pijnreceptoren, ook bekend als nociceptoren, zijn gespecialiseerde zenuwvezels die geactiveerd worden door schadelijke prikkels.
Slide 9 - Tekstslide
Soorten pijn
Acute pijn = pijn die plotseling optreedt
Chronische pijn = pijn die langer dan 3 - 6 maanden blijft
Nociceptieve pijn = pijn door weefselbeschadiging
Doorbraakpijn = pijn die door gegeven medicatie breekt
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Wat veroorzaakt acute pijn?
A
Een ontsteking.
B
Een specifieke schadelijke stimulus.
C
Een genetische afwijking.
D
Langdurige stress.
Slide 12 - Quizvraag
Hoe lang kan chronische pijn duren?
A
Binnen een paar uur.
B
Een paar maanden.
C
Enkele dagen tot weken.
D
Maanden of zelfs jaren.
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen acute en chronische pijn?
A
Acute pijn treedt op als reactie op een specifieke schadelijke stimulus en gaat meestal binnen een bepaalde tijd weg.
B
Acute pijn houdt langer aan en kan maanden of zelfs jaren duren.
C
Chronische pijn treedt op als reactie op een specifieke schadelijke stimulus en gaat meestal binnen een bepaalde tijd weg.
D
Chronische pijn houdt langer aan en kan maanden of zelfs jaren duren.
Slide 14 - Quizvraag
Welke soort pijnprikkel heeft te maken met temperatuurveranderingen?
A
Chemisch
B
Optisch
C
Thermisch
D
Mechanisch
Slide 15 - Quizvraag
Welk type pijnprikkel is gebaseerd op druk of beweging?
A
Mechanisch
B
Elektrisch
C
Thermisch
D
Chemisch
Slide 16 - Quizvraag
Wat zijn de verschillende soorten pijnprikkels?
A
Mechanisch, thermisch, chemisch
B
Visueel, olfactorisch, gustatoir
C
Biologisch, fysisch, magnetisch
D
Elektrisch, optisch, auditief
Slide 17 - Quizvraag
Wat doet pijn met iemand?
Slide 18 - Tekstslide
De cirkel van Loeser
De cirkel van Loeser is een model dat de interactie tussen lichamelijke pijn, emotionele pijn en gedachten over pijn visualiseert.
Slide 19 - Tekstslide
Pijnervaring is subjectief en kan worden beïnvloed door factoren zoals emoties en gedachten.
Slide 20 - Tekstslide
Lichamelijke pijn
Lichamelijke pijn kan worden veroorzaakt door letsel, ziekte of andere fysieke oorzaken. Het kan variëren in intensiteit en duur.
Slide 21 - Tekstslide
Emotionele pijn
Emotionele pijn verwijst naar de psychologische impact van pijn en kan gevoelens van verdriet, angst en frustratie veroorzaken.
Slide 22 - Tekstslide
Gedachten en pijn
Gedachten over pijn, zoals catastroferende gedachten, kunnen de pijnervaring versterken en het moeilijker maken om met pijn om te gaan.
Slide 23 - Tekstslide
Pijn en gedrag
Pijn kan invloed hebben op het gedrag van een persoon, zoals vermijdingsgedrag of veranderingen in activiteitenniveau.
Slide 24 - Tekstslide
Pijngedrag
Pijngedrag is cultuur gebonden
Mannen en vrouwen gaan anders om met pijn
Pijn beïnvloedt ook de omgeving van degenen die lijdt
Pijn kan naast een lichamelijke of psychische context ook een cultuurgebonden iets zijn
Slide 25 - Tekstslide
Culturele context van pijn
Pijn als passie
Pijn die samenhangt met het vrouwelijke of het mannelijke (in verschillende culturen),
Pijn als expressie van religieuze gevoelens,
Pijn in de sport,
Pijn in of als kunst,
Pijn als onverwachte begeleider van veroudering of ziekte
Slide 26 - Tekstslide
Pijnsensitisatie
Pijnsensitisatie verwijst naar een verhoogde gevoeligheid voor pijn als reactie op aanhoudende pijnprikkels.
Slide 27 - Tekstslide
Wat weet je al over pijn en pijnbehandeling?
Slide 28 - Woordweb
Pijn meten en indexeren
Pijn kan worden gemeten en geïndexeerd met behulp van verschillende observatieschalen, zoals de Numerieke Rating Schaal (NRS) en de SCEGS bij chronische pijn.
Slide 29 - Tekstslide
NRS
Slide 30 - Tekstslide
VAS
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Pijnstillers volgens de WHO-pijnladder
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft een pijnladder ontwikkeld die de stapsgewijze aanpak van pijnbestrijding beschrijft.
Slide 33 - Tekstslide
Stap 1: Paracetamol
Paracetamol is een effectieve pijnstiller met weinig bijwerkingen. Het kan worden gebruikt voor hoofdpijn, kiespijn en spierpijn.
Slide 34 - Tekstslide
Stap 2: NSAID
NSAID's zijn ontstekingsremmende middelen die ook pijnstillend werken. Ze kunnen maagdarmklachten en nierproblemen veroorzaken, dus een maagbeschermer kan nodig zijn.
Slide 35 - Tekstslide
Stap 3: Zwakwerkende opioïde
Zwakwerkende opioïden zoals codeïne en tramadol kunnen worden gebruikt bij matige tot ernstige pijn. Bijwerkingen zijn onder andere verstopping en misselijkheid.
Slide 36 - Tekstslide
Stap 4: Sterk werkende opioïde
Sterk werkende opioïden zoals morfine, oxycodon en fentanyl worden gebruikt voor ernstige pijn. De dosering wordt aangepast op basis van het effect.
Slide 37 - Tekstslide
Stap 5: Opioïde met injectie
In sommige gevallen kan een opioïde via injectie worden toegediend voor snelle en efficiënte pijnbestrijding.
Slide 38 - Tekstslide
Waarvoor worden sterk werkende opioïden gebruikt?
A
Voor matige pijn.
B
Voor hoofdpijn en kiespijn.
C
Voor ernstige pijn.
D
Voor maagdarmklachten.
Slide 39 - Quizvraag
Welke bijwerkingen kunnen optreden bij zwakwerkende opioïden?
A
Hoofdpijn en kiespijn.
B
Verstopping en misselijkheid.
C
Spierpijn en maagdarmklachten.
D
Maagdarmklachten en nierproblemen.
Slide 40 - Quizvraag
Wanneer worden zwakwerkende opioïden gebruikt?
A
Bij maagdarmklachten.
B
Bij matige tot ernstige pijn.
C
Bij hoofdpijn en kiespijn.
D
Bij lichte pijn.
Slide 41 - Quizvraag
Wat zijn de bijwerkingen van NSAID's?
A
Verstopping en misselijkheid.
B
Hoofdpijn en kiespijn.
C
Spierpijn en maagdarmklachten.
D
Maagdarmklachten en nierproblemen.
Slide 42 - Quizvraag
Wat is Paracetamol?
A
Een ontstekingsremmend middel.
B
Een zwakwerkende opioïde.
C
Een effectieve pijnstiller met weinig bijwerkingen.
D
Een maagbeschermer.
Slide 43 - Quizvraag
opdracht
Bedenk interventies die je als verzorgende zou kunnen doen.