Les 1: 3.1 Elementen en hun symbolen & 3.2 Chemische taal
Het geheim van het atoom
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Het geheim van het atoom
Slide 1 - Tekstslide
3.1 Elementen en hun symbolen
Slide 2 - Tekstslide
3.1 Elementen en hun symbolen
Of metalen of ionen (zouten).
Slide 3 - Tekstslide
3.1 Elementen en hun symbolen
Of metalen of ionen (zouten).
lucht: N2(g) + O2(g)
Slide 4 - Tekstslide
3.1 Elementen en hun symbolen
Of metalen of ionen (zouten).
lucht: N2(g) + O2(g)
water: H2O(l)
Slide 5 - Tekstslide
3.1 Elementen en hun symbolen
Of metalen of ionen (zouten).
lucht: N2(g) + O2(g)
water: H2O(l)
ammoniak: NH3(g)
Slide 6 - Tekstslide
3.1 Elementen en hun symbolen
Of metalen of ionen (zouten).
lucht: N2(g) + O2(g)
water: H2O(l)
ammoniak: NH3(g)
koolstof: C(s)
Slide 7 - Tekstslide
3.1 Elementen en hun symbolen
Atoommodel van Dalton
Atomen zijn de bouwstenen van stoffen.
Atomen zijn niet te vernietigen.
Bij een chemische reactie veranderen de atomen niet, maar worden ze anders gerangschikt.
Slide 8 - Tekstslide
3.1 Elementen en hun symbolen
Atoommodel van Dalton
Atomen zijn de bouwstenen van stoffen.
Atomen zijn niet te vernietigen.
Bij een chemische reactie veranderen de atomen niet, maar worden ze anders gerangschikt.
Slide 9 - Tekstslide
Het periodiek systeem bestaat uit twee soorten elementen, de metalen (G) en de niet metalen (B)
3.1 Elementen en hun symbolen
Slide 10 - Tekstslide
H
waterstof
Fe
ijzer
P
fosfor
C
koolstof
Cu
koper
Mg
magnesium
N
stikstof
Pb
lood
Al
aluminium
O
zuurstof
Sn
tin
Na
natrium
S
zwavel
Ag
zilver
K
kalium
Cl
chloor
Br
broom
Ca
calcium
F
fluor
Cr
Chroom
Zn
Zink
I
jood
Si
Silicium
Pt
Platina
3.1 Elementen en hun symbolen
rest van de symbolen: zie 3.1 onderdeel 6
Slide 11 - Tekstslide
Bij de reactie tussen het element natrium en het element chloor ontstaat de verbinding natriumchloride
elementen
natriumchloride (vast)
verbinding
niet ontleedbaar
ontleedbaar
3.1 Elementen en hun symbolen
Slide 12 - Tekstslide
3.1 Elementen en hun symbolen
maken 3.1 Onderdeel D opdracht 1 t/m 5
Ongeveer 15 minuten
Lezen 3.2 Chemische taal
Slide 13 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Formules van stoffen
De formule van een stof is de chemische notatie, waarin aangegeven is uit welke atoomsoorten en welke aantallen atomen een molecuul is opgebouwd.
C6H12O6
Slide 14 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Formules van stoffen
De formule van een stof is de chemische notatie, waarin aangegeven is uit welke atoomsoorten en welke aantallen atomen een molecuul is opgebouwd.
C6H12O6
6 koolstof atomen
12 waterstof atomen
6 zuurstof atomen
Slide 15 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Formules van stoffen
Uit welke atoomsoorten en welke aantallen atoomsoorten is het molecuul alcohol C2H6O opgebouwd?
2 koolstof atomen
6 waterstof atomen
1 zuurstof atoom
Slide 16 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Formules van stoffen
Uit welke atoomsoorten en welke aantallen atoomsoorten is het molecuul zwavelzuur H2SO4 opgebouwd?
2 waterstof atomen
1 zwavel atoom
4 zuurstof atomen
Slide 17 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Formules van stoffen
Daarnaast kan met behulp van de toestandsaanduidingen, (s) voor vast, (l) voor vloeibaar, (g) voor gas en (aq) voor opgelost, ook de fase van een stof worden aangeduid.
Slide 18 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Formules van stoffen
Daarnaast kan met behulp van de toestandsaanduidingen, (s) voor vast, (l) voor vloeibaar, (g) voor gas en (aq) voor opgelost, ook de fase van een stof worden aangeduid.
Voorbeeld:
De vaste stof natriumchloride.
Slide 19 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Formules van stoffen
Daarnaast kan met behulp van de toestandsaanduidingen, (s) voor vast, (l) voor vloeibaar, (g) voor gas en (aq) voor opgelost, ook de fase van een stof worden aangeduid.
Voorbeeld:
De vaste stof natriumchloride.
NaCl (s)
Slide 20 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Formules van stoffen
Daarnaast kan met behulp van de toestandsaanduidingen, (s) voor vast, (l) voor vloeibaar, (g) voor gas en (aq) voor opgelost, ook de fase van een stof worden aangeduid.
Voorbeeld:
De vaste stof natriumchloride.
NaCl (s)
Slide 21 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Formules van stoffen
Er zijn zeven niet ontleedbare stoffen die uit 1 atoomsoort bestaan.
Slide 22 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Formules van stoffen
Er zijn zeven niet ontleedbare stoffen die uit 1 atoomsoort bestaan.
Onthoud:
Clara Fiets Naar Haar Oma In Breda
Slide 23 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Formules van stoffen
Van de volgende verbindingen moet je ook namen en formules uit je hoofd leren.
Slide 24 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Chemische naamgeving
Stofnamen zoals water en suiker noemen we triviale namen, dat zijn namen die in de volksmond gebruikt worden.
Chemische naamgeving is gebaseerd op de atoomsoorten en de aantallen waaruit de stof bestaat.
De chemische naamgeving van suiker is:
Slide 25 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Chemische naamgeving
Chemische naamgeving is gebaseerd op de atoomsoorten en de aantallen waaruit de stof bestaat.
Slide 26 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Chemische naamgeving
Chemische naamgeving is gebaseerd op de atoomsoorten en de aantallen waaruit de stof bestaat.
Bij moleculen gebruiken we voor het aantal atomen Griekse telwoorden: 1 = mono, 2 = di, 3 = tri, 4 = tetra, 5 = penta, 6 = hexa, 7 = hepta en 8 = octa
Een molecuultekening geeft weer hoe we ons de ruimtelijke bouw van een molecuul voorstellen. Zo kun je zien hoe de atomen aan elkaar vastzitten en in welke volgorde .
chloor
ethanol
propaan
Slide 29 - Tekstslide
3.2 Chemische taal
Onderzoek: Molecuul bouw
Slide 30 - Tekstslide
3.1 Elementen en hun symbolen
maken 3.2 Onderdeel C opdracht 1 t/m 4
Leren 3.1 Elementen en hun formules
Leren 3.2 Formules van de 7 niet ontleedbare stoffen en de ontleedbare stoffen.