Decimale getallen optellen, aftrekken en vermenigvuldigen

Rekenen herhaling Blok 3 
Je herhaalt: 
- Decimale getallen optellen en aftrekken
- Decimale getallen verschuiven van de komma (10 x 3,7 100 x 3,7) 
- Decimale getallen vermenigvuldigen (8 x 2,4) 
- Tijden uur:min:sec (10:28:45)

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Rekenen herhaling Blok 3 
Je herhaalt: 
- Decimale getallen optellen en aftrekken
- Decimale getallen verschuiven van de komma (10 x 3,7 100 x 3,7) 
- Decimale getallen vermenigvuldigen (8 x 2,4) 
- Tijden uur:min:sec (10:28:45)

Slide 1 - Tekstslide

Decimale getallen
Wat is een decimaal getal?


Slide 2 - Tekstslide

1 tiende = ...,...
A
0,01
B
0,11
C
0,1
D
1,01

Slide 3 - Quizvraag

1 honderste = ...,...
A
0,01
B
0,11
C
0,1
D
1,01

Slide 4 - Quizvraag

Decimale getallen
Belangrijk is om de komma's onder 
elkaar te zetten!

Daarna kun je de sommen optellen
of aftrekken.

Slide 5 - Tekstslide

Reken uit:

Slide 6 - Open vraag

Reken uit:

Slide 7 - Open vraag

Decimale getallen
      10 x 0,25 =                                  36 : 10     =
   100 x 0,25 =                               360 : 100   =
1000 x 0,25 =                               360 : 1000 =

keeR = komma naar Rechts
deLen= komma naar Links

Slide 8 - Tekstslide

100 x 8,36 =
A
836
B
0,836
C
83,6
D
0,0836

Slide 9 - Quizvraag

45 : 100 =
A
450
B
0,45
C
4,5
D
0,045

Slide 10 - Quizvraag

2,1 m = ... cm

A
0,21
B
21
C
2,10
D
210

Slide 11 - Quizvraag

1400 cm = ... dam

A
0,14
B
14
C
1,4
D
140

Slide 12 - Quizvraag

Decimale getallen vermenigvuldigen
6 X 7,5
1. Decimaal getal splitsen: 7,5 = 7 en 0,5
2. 6 X 7 = en 6 X 0,5 = uitrekenen
3. Antwoorden 42 en 3,0 optellen 42 + 3,0 = 45

Slide 13 - Tekstslide

4 X 5,3 =

Slide 14 - Open vraag

5 X 1,8 =

Slide 15 - Open vraag

Laura verkoopt bakjes aardbeien op de markt. Ze verkoopt 9 bakjes van 0,7 kg. Hoeveel kg heeft zij verkocht?
A
4,5
B
5,4
C
6,3
D
7,0

Slide 16 - Quizvraag

Kees koopt veterdrop. Elke veter is 0,42 meter lang. Hij koopt 10 veters. Hoeveel meter veterdrop heeft hij?
A
42 meter
B
4,2 meter
C
4 meter
D
2,4 meter

Slide 17 - Quizvraag

Tijdsduur
Let op de notatie!                       07:18:35 OF 07:18:35,18 

Stappen optellen:                       Stappen aftrekken:
1. seconden                                    1. uren
2. min tot hele uur                       2. min tot hele uur
3. rest min                                       3. rest van de min
4. uur                                                 4. seconden

Slide 18 - Tekstslide

04:27:38,26
Hoelaat is het 5 uur later?
A
04:27:38,76
B
04:32:38,26
C
04:27:43,26
D
09:27:38,26

Slide 19 - Quizvraag

04:27:38,26
Hoelaat is het 5 minuten later?
A
04:27:38,76
B
04:32:38,26
C
04:27:43,26
D
09:27:38,26

Slide 20 - Quizvraag

04:27:38,26
Hoelaat is het 5 seconden later?
A
04:27:38,76
B
04:32:38,26
C
04:27:43,26
D
09:27:38,26

Slide 21 - Quizvraag

04:27:38,26
Hoelaat is het 5 tienden later?
A
04:27:38,76
B
04:32:38,26
C
04:27:43,26
D
09:27:38,26

Slide 22 - Quizvraag

04:27:38,26
Hoelaat is het 5 honderdsten later?
A
04:27:38,76
B
04:32:38,26
C
04:27:38,31
D
09:27:38,30

Slide 23 - Quizvraag

Einde

Slide 24 - Tekstslide