230309 Dermatica, start zetpillen

09-03-23  Dermatica 
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSPMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

09-03-23  Dermatica 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen 
De kennis over de meest gebruikte gnm wordt opgehaald
De kennis over het bereiden van  dermatica is opgehaald. 
Er is een korte inleiding gemaakt met het ophalen van kennis over zetpillen. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Top 100 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga naar Kahoot
Kahoot Dermatica. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 1 Welke dermatologische preparaten kent het FNA?

Slide 6 - Woordweb

- zalf (=unguentum ),
- crème (=cremor ),
- hydrogel (=mucilago ),
- pasta (pasta ),
- oplossing voor cutaan gebruik (=solutio, oplossing voor gebruik op de huid),
- suspensie voor cutaan gebruik (=schudmixtuur of schudsel, lotio),
- smeersel (=liniment, emulsie voor gebruik op de huid),
- collodium (=wordt gebruikt als aanstipvloeistof ).

naam 
  • zalf
  • creme
  • hydrogel
  • pasta
  • oplossing voor cutaan gebruik
  • suspensie voor cutaan gebruik
  • smeersel
  • collodium
  • strooipoeder

latijnse naam 
  • unguentum
  • cremor
  • mucilago
  • pasta
  • solutio
  • lotio
  • linementum
  • collodium
  • conspregens
Kun je een voorbeeld noemen dat in je badkamer zou kunnen vinden? 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 2. Bevat Carbomeerwatergel een gnm?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Nee het is een basis, hydrogel. Een basis zelf is ook werkzaam. Een basis kan bijvoorbeeld verkoelend werken of een indrogend of juist een vochtinbrengend effect hebben. Een basis moet passen bij de huidaandoening en bij de aangedane plek. Een natte, rode plek op de behaarde hoofdhuid heeft een andere basis (bijv.hydrofiele zalf, waterafwasbaar) nodig dan een droge, schilferende plek in de handpalm. De zalf- of crèmebasis moet zorgen voor een goede spreiding over en hechting aan de huid of de slijmvliezen. Wanneer de basis alleen onvoldoende werkzaam is, kun je een geneesmiddel eraan toevoegen.
b) Wat is de werking van Carbomeerwatergel?

Slide 9 - Open vraag

Bijsluiter:Carbomeerwatergel FNA is een verzachtende en beschermende gel, die gebruikt wordt bij nattend eczeem en bij jeuk. De gel werkt indrogend en verkoelend. De jeuk vermindert snel. De vochtige huid droogt in en kan sneller genezen. Dit effect merkt u binnen een paar dagen. Het is belangrijk de gel vaak aan te brengen, minstens 2 keer per dag.
Bijwerkingen:zelden een droge huid, vooral als u de gel niet voor nattend eczeem gebruikt, maar om jeuk tegen te gaan.
Zeer zelden een geïrriteerde huid, vooral in de huidplooien. Overleg met uw arts als u hier te veel last van heeft. Mogelijk is een crème of zalf voor u geschikter.

3a) Op welke wijze kan een geneesmiddel worden toegevoegd aan een basis?

Slide 10 - Open vraag

Oplossen= het oplossen van de ene stof in een andere stof (moleculair of ionogeen verdelen van de ene stof in de intramoleculaire ruimten van een andere stof.
Mengen = het intensief vermengen van vloeistoffen en poeders.
Dispergeren = het zeer fijn verdelen van poeders in een vloeistof; het resultaat kan stabiel of niet stabiel zijn. Wordt ook wel over afwrijven gesproken.
Werkzame stoffen en eventuele hulpstoffen kunnen op de volgende drie manieren worden verwerkt in een gel:
-oplossen in een van de hydrofiele vloeistoffen of een mengsel daarvan;
-mengen met de gel;
-dispergeren (afwrijven) met de gel.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4a) Welk van de grondstoffen in het recept heeft de viscositeitverhogende eigenschap?

Slide 14 - Open vraag

Carbomerum 974P. Gels bestaan uit een hydrofiele vloeistof (water, glycerol, propyleenglycol, alcohol, enz., vaak in combinatie), waarin een viscositeitverhogende stof (methylcellulose 400 mPa, methylhydroxypropylcellulose, carbomeer) is verwerkt.
b) Een nadeel van die stof is dat die zuur reageert, bij de kwaliteitseisen van Carbomeerwatergel is te lezen dat de ph echter 5,5 - 7,0 is. Welke stof in het voorschrift neutraliseert de zuurgraad van de gel?

Slide 15 - Open vraag

Carbomeer moet worden gedispergeerd en met trometamol (gedeeltelijk) worden geneutraliseerd. Tijdens neutralisatie neemt de viscositeit toe en wordt de gel gevormd. Voor een dermatologisch preparaat wordt een zwak zure pH voordelig geacht. Uit oogpunt van conservering is dit ook gunstig.
c) Op welke wijze is deze hydrogel geconserveerd?
A
Carbomerum
B
Dinatrii edetas
C
Propylenglycolum
D
Trometamolum

Slide 16 - Quizvraag

De gel is met 10% propyleenglycol geconserveerd. Omdat methylhydroxybenzoaat relatief vaak overgevoeligheid geeft en sorbinezuur bij pH 6-6,5 weinig effectief is. Indien de patiënt van propyleenglycol irritatie ondervindt, kan met 0,15% methylhydroxybenzoaat worden geconserveerd. Indien de gel voor rectale of oculaire toediening is bedoeld, kan propyleenglycol niet worden gebruikt vanwege irritatie en bij orale toediening niet vanwege de slechte smaak. Tien procent propyleenglycol maakt het preparaat vrij goed bestand tegen micro-organismen; 15% geeft een betere fungicide werking. De gel met 10% propyleenglycol heeft een viscositeit die vrijwel gelijk is aan die van een 1,1% carbomeerwatergel zonder propyleenglycol. Als dus methylhydroxybenzoaat wordt gebruikt is de gel iets dunner. Indien noch propyleenglycol, noch methylhydroxybenzoaat kan worden gebruikt, kan men carbomeerwatergel na bereiding steriliseren. Na aanbreken van de verpakking is dan de gebruikstermijn 2 weken.
Naast de conserverende werking, wordt Propylenglycol ook toegevoegd als humectans (=bevochtiger), om te voorkomen dat de crème uitdroogt. Propyleenglycol heeft de voorkeur omdat deze stof tevens conserverende eigenschappen bezit vanaf 15% van de waterfase (bron kennisbank>gel).

5a) Wat is de concentratie (mg/g) van de carbomeer in deze hydrogel?
A
1mg/g
B
10mg/g
C
100mg/g
D
1000mg/g

Slide 17 - Quizvraag

1% = 10mg/g
berekend: 1% ⇒ 1g=1000mg per 100g ⇒10mg/g (1000/100)

b) Hoeveel heb je van alle grondstoffen nodig voor 125 gram?

Slide 18 - Open vraag

Carbomerum 974P      1 g               1,25 g
Dinatrii edetas              100 mg       125 mg
Propylenglycolum        10 g             12,5 g
Trometamolum            1 g               1,25 g
Aqua purificata            87,9 g          109,875 g
totaal                               100 g           125 g

6a) De dermatoloog schrijft een recept uit met Carbomeerwatergel en 2,5% salicylzuur. Waar op de kennisbank is te vinden of geneesmiddel verwerkt kan worden in de basis?
A
FNA
B
LNA bereidingen
C
Informatorium
D
LNA onderzoeksvoorschrift

Slide 19 - Quizvraag

'Dermatica: onverenigbaarheden'
Te vinden via home>LNA procedures bereiding> Toedieningsvormen> Dermatica

Slide 20 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Link

Deze slide heeft geen instructies

b) In het commentaar van Carbomeerwatergel is te lezen: “Carbomeerwatergel is onverenigbaar met stoffen die bij de pH van de gel geïoniseerd zijn, zoals salicylzuur, chloorhexidinedigluconaat, aluminiumacetotartraat, gentiaanviolet, zinksulfaat. Zinkoxide geeft ook een verstoring van de gelstructuur. Miconazolnitraat is moeilijk homogeen in de gel te dispergeren.” 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

b) Wat is een mogelijke oplossing voor het probleem onverenigbaar?

Slide 23 - Open vraag

Een andere basis kiezen. Aangezien salicylzuur ook onverenigbaar is met Cetomacrogolwas in Cetomacrogolcrème, Cetomacrogolsmeersel, Cetomacrogolzalf en Vaselinecetomacogolcrème zal er waarschijnlijk een basiscrème op basis van lanette worden voorgeschreven.
In aanwezigheid van water zullen onverenigbaarheden vaak snel opvallen. Bij afwezigheid van water (vette zalfbases), zullen onverenigbaarheden niet altijd direct merkbaar zijn.
De onderstaande fenolen zijn onverenigbaar met cetomacrogolwas:Clioquinol, Ditranol, Fenol, Hydrochinon, Koolteer(oplossing), Resorcinol, Salicylzuur (> 2%), Tannine.

7a) De dermatoloog wijzigt het recept en kiest als basis voor lanettecrème I.
De emulgator van de crème is Alcohol cetylicus et stearylicus emulsificans B, ookwel cera lanette SX genoemd. Wat voor soort crème is dit?

Slide 24 - Open vraag

De emulgator bepaalt of het een o/w-crème of w/o-crème is.
O/W emulgatoren:
-cera cetomacrogolis emulsificans;
-alcohol cetylicus et stearylicus emulsificans B (cera lanette SX).
 W/O emulgatoren:
-palmitinezuur;
-monoleïne;
-cetostearylalcohol;
-Span 80.
Het molecuul van de emulgator heeft een lange lipofiele keten met een hydrofiel kopje (lipofiele keten= apolaire deel, hydrofiele kopje =polaire deel).
Nu zijn er stoffen die in staat zijn de watermantel om de oliebolletjes te verdrijven, bijvoorbeeld alcohol of salicylzuur. Boven een bepaalde concentratie zorgen deze stoffen ervoor dat de emulsie breekt. We zien dan oliedruppels ontstaan. De emulsie gaat kapot en er ontstaat weer een waterlaag en een olielaag, die niet mengen.

b) In lanettecrème wordt aqua purificata gebruikt. Wat is aqua purificata en hoe wordt dit bereidt?

Slide 25 - Open vraag

Aqua purificata staat voor water dat geen opgeloste mineralen bevat. Het wordt op verschillende manieren bereid. Bijvoorbeeld door destillatie, demineralisatie, elektrodeïonisatie en tegenosmose; de laatste twee processen worden niet besproken.
c) Hoeveel mg salicylzuur dient er afgewogen te worden voor het recept wanneer de arts 2,5% in 40 gram voorschrijft.

Slide 26 - Open vraag

40g/100%x2,5%= 1 gram=1000 mg
d) Dosering van salicylzuur bij Hyperkeratose:
cutaan: zalf 50-100 mg/g: volwassenen 1-2 x per dag dun aanbrengen, eventueel afdekken met verband of een gaasje. Voldoet het recept aan de norm?

Slide 27 - Open vraag

Hyperkeratose (=verhoorning van de huid)
1000mg/40g ⇒ 25mg/g het recept is onder de norm

e) Wat is het procentuele percentage van de norm?

Slide 28 - Open vraag

5% -10%
50mg=0,05/1x100% Rekenen met dezelfde eenheden! (gedeelte/geheel x100%)

Wat is een zetpil?
Een zetpil is een torpedovormige of kegelvormige toedieningsvorm met een gewicht van 1 tot 3 gram die via de anus (rectaal) ingebracht wordt.
Heeft een zetpil een lokale of systemische werking?

Slide 29 - Tekstslide

Systemische en lokaal.
Bijv. Lokale werking-> ZnO voor aambeien.
Paracetamol is systemisch

Pauze
Pauze 
timer
5:00

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zetpillen

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer wordt er gekozen voor een rectale toedieningsvorm?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zetpillen = suppositoria
Wanneer worden rectale toedieningsvormen gebruikt?

  • als de patiënt slecht of niet kan slikken
  • als de patiënt misselijk is of moet braken
  • als het rectum plaatselijk behandeld moet worden

Slide 33 - Tekstslide

Slecht slikken→ kinderen of volwassenen evt. met verminderde bewustzijn.
Andere rectale toedieningsvorm: klysma’s= oplossingen/ suspensie voor rectale toediening

 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar op de KNMP kennisbank kun je de basishandelingen vinden?
A
FNA
B
LNA-onderzoeksvoorschriften
C
LNA- procedures bereiding
D
LNA- procedures productzorg

Slide 35 - Quizvraag

Je mag zoeken op KNMP Kennisbank
Op welke wijze dien je een zetpil in te brengen?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

"Schiet het zijn doel voorbij"
Zetpilinstructie via Apotheek.nl. De zetpil tot zo’n 2 cm in de anus inbrengen, bij kinderen tot 1 cm. Het rectum is goed doorbloed, daar dus de beste opname.
Orale inname heeft de voorkeur ivm onzekere en onregelmatige opnamen van het gnm.

Slide 39 - Tekstslide

Werkzame bestanddelen worden gemengd met hard vet.


Slide 40 - Tekstslide

Bij voorkeur niet opnieuw verwarmen.
Geen klontjes zichtbaar.
Mortier mag niet leeg geschrapt worden, alleen uitschenken.
Schoonschrappen van de strip, gestold maar niet uitgehard.

Slide 41 - Tekstslide

Lipofiel: de basis smelt bij lichaamstempt. na smelten komt gnm vrij.
Hydrofiel: de basis lost op in het vocht dat de rectum afscheidt, gnm komt vrij na oplossen.
Hydrofiel: de basisverdeling is één om twee (hoe hoger het getal, hoe vaster de basis). Het smelttraject is hoger dan die van de lipofiele basis, daarom geschikt voor warme landen. De hydrofiele basis is wel hygroscopisch, daarom bij voorkeur uitschenken met spuitflesmethode.

Slide 42 - Tekstslide

Wanneer het gnm niet oplost, dan goed opletten dat de viscositeit zo is dat de zetpillen niet uitzakken. Dit wordt ook wel een suspensiezetpil genoemd.
Gnm opgelost dan is het dus een oplossing en kan deze niet uitzakken.
Dispergeren betekent?

Slide 43 - Open vraag

Homogeen verdelen/ mengen
Hoe verdeel je het geneesmiddel homogeen door het vet?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hulpstoffen 
- Triglycerdide saturata media = Miglyol 812:  verlaagt het smeltpunt van de zetpil, zodat ze in het lichaam snel zacht worden. Bijv. zinkoxide zetpillen
- Collodiaal siliciumoxide =Aerosil: wordt toegevoegd om agglomeraten (klontjes) fijn te wrijven → homogeen                 
- Lactose (180):  100 mg lactose/zetpil toevoegen wanneer er ≤50 mg/supp aan werkzame stof in zit. 
- Sojalecethine:   wordt toegevoegd bij bereidingen van zetpillen met grote hoeveelheden vaste stof (bijv. paracetamol 750 mg of meer) om het gietbaar te houden. Beïnvloed het stollingsproces niet noemenswaardig. 

Slide 45 - Tekstslide

Hulpstoffen om de kwaliteit van de zetpil te verbeteren of de bereiding te vergemakkelijken.
Miglyol bij ZnO gebruikt zodat de aambei smelt en er een beschermende zalflaag ontstaat. Kan ook toegevoegd worden bij terminale patiënten met een verlaagde lichaamstemperatuur. 
watervrij colloïdaal siliciumdioxide (Aerosil 200 V®, de verdichte vorm), met een maximum van 1% van het farmacon. 
Lactose toevoegen voor een mooie goede verdeling van vaste stof met de basis .
 Zinkoxide zetpillen -> 
werken licht indrogend en stillen de jeuk. Worden gebruikt bij jeuk en irritatie aan de anus door aambeien

Aerosil ->
ColloIdaal Siliciumoxide (ook gebruikt als "glijmiddel" bij capsules 

Sojalecithine ->
Meestal 2% toevoegen aan totaal poedermengsel, dit beïnvloed het stollingsproces niet! 
Wat ging er mis bij het bereiden van de onderste strip zetpillen?
Wat ging er mis bij het bereiden van de onderste strip zetpillen?

Slide 46 - Tekstslide

Niet goed homogeen gehouden tijdens uitschenken. 
KNMP Kennisbank 
- Mortiermethode: roer telkens nadat 2-3 zetpillen zijn gegoten en controleer op homogeniteit.
- Spuitflesmethode: vul telkens 2-3 zetpillen uit en zwenk tweemaal om. Vul de vormen net overvol.
Huiswerk 
Opdracht Valproïnezuur zetpillen  

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik vond deze les zinvol
0100

Slide 48 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Opdr med bew deel III
1. Acenocoumarol +Co-trimoxazol
2. Risedroninezuur + Nierfunctiestoornis
3. Ibuprofen + Carbasalaatcalcium
4. Timolol + Astma
5. Propranolol + Novorapid



Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Nabumeton + Methotrexaat

Nabumeton
groep
indicatie
bijzonderheden
Methotrexaat 
groep
indicatie
bijzonderheden

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Apothekertekst
Apothekertekst
Het risico op ernstige bijwerkingen van methotrexaat (MTX) is verhoogd, zeker bij hogere doseringen MTX. De MTX-spiegel kan stijgen door toevoeging van een NSAID.

LOW DOSE MTX (5-30 mg per week)
DEZELFDE voorschrijver (veelal de reumatoloog)
In de reumatologie is combinatietherapie van MTX met een NSAID gebruikelijk. In de praktijk leidt dit zelden tot problemen, mits goed gecontroleerd door de reumatoloog
VERSCHILLENDE voorschrijvers
Als de combinatie niet kan worden vermeden
monitor de (neven)effecten van MTX (bloedbeeld (leukocyten, trombocyten), ASAT, ALAT), alsmede de nierfunctie

HIGH DOSE MTX
Als de combinatie niet kan worden vermeden
monitor MTX-spiegels en (neven)effecten van MTX (bloedbeeld (leukocyten, trombocyten), ASAT, ALAT), alsmede de nierfunctie
Deze interactie is niet relevant bij intrathecaal toegediend MTX.
De te ondernemen actie is individueel; gezien de complexiteit van het onderliggende ziektebeeld is overleg tussen de behandelaars gewenst.

Slide 51 - Tekstslide

Achtergrondinformatie
Mechanisme:
Het exacte mechanisme is niet bekend. MTX wordt voornamelijk in onveranderde vorm met de urine uitgescheiden. NSAID´s remmen de prostaglandinesynthese waardoor de renale perfusie daalt en daarmee de glomerulaire filtratiesnelheid, waardoor de MTX-spiegel kan stijgen. Er kan ook sprake zijn van geremde tubulaire secretie van MTX.
Klinische gevolgen:
MTX-toxiciteit (stomatitis, mondulcera, hematologische toxiciteit) en verandering van MTX- kinetiek is waargenomen bij combinatie met NSAID´s.
Bij gebruik van hoge doses bij oncologische indicaties kan MTX-toxiciteit optreden, met name beenmergdepressie en aantasting van het intestinale epitheel. Eerste tekenen van toxische effecten zijn aantasting van het slijmvlies van mond en maagdarmkanaal (pijnlijke plekken of zweren in de mond, diarree, bloed in ontlasting). Het risico is verhoogd bij verminderde nierfunctie.
Bij low dose MTX worden geen MTX-spiegels gemeten, bij high dose MTX wel. De MTX-spiegel moet beneden een bepaald niveau zijn voordat de patiënt naar huis mag, of de spiegel moet onder een bepaald niveau zijn waarna de ´rescue´-therapie met folinezuur kan worden gestaakt.
MTX LOW DOSE:
Low dose MTX (veelal 5-30 mg per week, oraal, wegwerpspuiten of pennen) wordt gebruikt bij inflammatoire aandoeningen.
MTX HIGH DOSE:
Dit zijn alle parenterale producten met 1000 mg of meer per product. Deze producten worden toegepast bij oncologische aandoeningen. Producten met concentratie 25 mg/ml met volume 40 ml of meer vallen hier ook onder. Producten met concentratie 25 mg/ml met volume < 40 ml (veelal wegwerpspuiten en pennen) worden toegepast bij inflammatoire aandoeningen; het is helaas niet mogelijk hierop te onderscheiden.