Pincode KB2 H3 Par 1

Pincode KB2 H3 Par 1

Wat maak je?


In deze paragraaf leer je de volgende begrippen:

  • Produceren
  • Productieweg
  • Bedrijfskolom
  • Wat is de toegevoegde waarde en hoe bereken je die? 
  • Drie soorten bedrijven
  • Wat is concurrentie?
  • Wat is BTW?
  • Hoe bereken je het BTW-bedrag?
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Pincode KB2 H3 Par 1

Wat maak je?


In deze paragraaf leer je de volgende begrippen:

  • Produceren
  • Productieweg
  • Bedrijfskolom
  • Wat is de toegevoegde waarde en hoe bereken je die? 
  • Drie soorten bedrijven
  • Wat is concurrentie?
  • Wat is BTW?
  • Hoe bereken je het BTW-bedrag?

Slide 1 - Tekstslide

3.1 Wat maak je? (deel 1)
Produceren
het maken van goederen of het leveren van diensten
Productieweg
alle bewerkingen die het product ondergaat van grondstof tot eindproduct

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Bedrijfskolom

Bedrijfskolom: een schema van alle bedrijven die  iets bijdragen aan het verkopen van een product aan een consument.
Het eerste bedrijf is de oerproducent. Deze zorgt voor de grondstoffen.
Elk bedrijf in de bedrijfskolom maakt het product steeds meer geschikt voor gebruik door de consument, het product wordt daardoor steeds meer waard.

De toegevoegde waarde is de waardeverhoging van een product die ontstaat nadat een schakel (=een bedrijf in de bedrijfskolom) iets heeft toegevoegd aan het product.


Berekening toegevoegde waarde= verkoopprijs - inkoopprijs.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

bedrijfskolom
toont alle bedrijven die voorkomen op de productieweg van een bepaald product
Toegevoegde waarde
De meerwaarde die een bedrijf toevoegt

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Bedrijfskolom van een fiets
Bereken de toegevoegde waarde van de buizenfabrikant.



Bereken de toegevoegde waarde van de groothandel.

verkoopprijs - inkoopprijs =toegevoegde waarde

€ 100 -  € 35 = € 65

€ 500 - € 275 =

€ 225

Slide 8 - Tekstslide

1) Industriële bedrijven


2) Dienstverlenende bedrijven


3) Agrarische bedrijven

Drie soorten bedrijven in een bedrijfskolom
Bedrijven die goederen produceren (maken)
1

Bedrijven die diensten leveren
2
Bedrijven die hun grondstoffen direct uit de natuur halen
3

Slide 9 - Tekstslide

Herken het soort bedrijf

Dit is een industrieel bedrijf

Dit is een dienstverlenend bedrijf
Dit is een argrarisch bedrijf

Slide 10 - Tekstslide

Concurrentie

De strijd om klanten te winnen tussen 2 of meer bedrijven die vergelijkbare producten of diensten verkopen.

Bijvoorbeeld:

  • Albert Heijn, Lidl, Plus en Aldi
  • Mediamarkt, Coolblue en Expert.



Slide 11 - Tekstslide

BTW

Een gedeelte van de verkoopprijs gaat naar de belastingdienst.

Dit gedeelte noemen we de BTW. Dit staat voor:

Belasting Toegevoegde Waarde.


De verkoopprijs die de consument betaalt is dus gedeeltelijk voor de overheid (belastingdienst) en gedeeltelijk voor de eigenaar van de winkel. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

btw=

belasting toegevoegde waarde

Btw is een indirecte belasting (bedrijven ontvangen de btw van de consument en de bedrijven betalen het btw-bedrag aan de belastingdienst)


Er zijn drie btw-tarieven:

  • 21% (luxe goederen),
  • 6% (noodzakelijke levensbehoeften),
  • of 0% (onderwijs, gezondheid)

Slide 14 - Tekstslide


Berekening btw-bedrag:

Bij het 21%-tarief:

21/100 x Prijs exclusief (zonder) btw


Bij het 6%-tarief:

6/100 x Prijs exclusief (zonder) btw

Slide 15 - Tekstslide


Berekening prijs inclusief (met) btw


Prijs exclusief btw     € 200,00

+btw (21/100x € 200) €    42,00

=prijs inclusief btw    € 242,00

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld berekening BTW


Patrick verkoopt tennisballen. De verkoopprijs zonder Btw is € 5,00.

Het btw tarief is 21%.

Patrick wilt graag weten welk bedrag zijn klanten moeten betalen voor de tennisballen.

De klanten betalen de verkoopprijs met btw.

Wil jij dat doen?

A) bereken het btw bedrag.

21/100 x € 5,00 = € 1,05


B) Bereken de verkoopprijs inclusief btw.

€ 5,00 + € 1,05 = € 6,05

Slide 17 - Tekstslide

Kamira koopt een spijkerbroek.
Het btw-tarief is 21%.
De verkoopprijs exclusief btw bedraagt € 90,00.
Bereken de verkoopprijs inclusief btw.

Slide 18 - Open vraag

Kamira koopt een brood.
Het btw-tarief is 6%.
De verkoopprijs exclusief btw bedraagt € 1,50
Bereken de verkoopprijs inclusief btw.

Slide 19 - Open vraag

Kamira laat zijn fiets maken.
Het btw-tarief is 6%.
De fietsenmaker zegt dat het repareren € 130,00 exclusief btw kost.
Bereken de prijs inclusief btw.

Slide 20 - Open vraag

Vraag 4

Spijkerbroek = katoen

Eiken kast = eiken hout

Soep in blik = aliminium

Auto = Aliinium

Boek = hout (papier wordt van hout gemaakt)

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 5

A) Hout

B) Papierfbriek --> kan geen papier maken

     Draagtassenfabriek --> kan geen tassen maken

     Winkels --> kunnen geen tassen aan de klant meegeven

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 6

Bos --> houtzagerij --> papierfabriek --> drukkerij --> boekengroothandel --> stripboekenwinkel.

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 7

Linkerfoto= dienstverlenend bedrijf

Rechterfoto= industrieel bedrijf

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 8

A)Deze tas heeft geen toegevoegde waarde omdat dit voor prive gebruik is


B) Door de afbeelding is deze tas meer bijzonder dan tassen zonder afbeelding en is er toegevoegde waarde.

Slide 25 - Tekstslide

Vraag 9

Bureau agenda => BTW= 21/100 x € 13,45 = € 2,82

Verkoopprijs inclusief btw = € 13,45 + € 2,82 = € 16,27


Kantoorstoel=> BTW=  21/100 x € 138,20 = € 29,02

Verkoopprijs inclusief btw = € 138,20 + € 29,02 = € 167,22


Dossierkast = > BTW = 21/100 x € 247 = € 51,87

Verkoopprijs inclusief btw= € 247 + € 51,87 = € 298,87 

Slide 26 - Tekstslide

Vraag 10

Verkoopprijs exclusief btw = € 29,50

Btw = 6/100 x € 29,50 =           €    1,77

Verkoopprijs inclusief btw =   € 32,27



Slide 27 - Tekstslide

Vraag 11

A= 3

B= 1

C= 4

D= 2



Slide 28 - Tekstslide