Observeren les 1

Observeren
onderwijsassistent
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
observerenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Observeren
onderwijsassistent

Slide 1 - Tekstslide

Methodisch werken

Slide 2 - Woordweb

Methodisch werken 
Als pedagogisch werker handel je volgens vooraf bepaalde stappen. Deze manier van werken heet methodisch handelen. Door methodisch te handelen leer je op een gestructureerde manier je doel te bereiken. De structuur zit 'm in een vast stappenplan.

Slide 3 - Tekstslide

4 kenmerken van methodisch werken
Doelgericht
Doelgericht handelen is vooruitkijken: wat is het doel, waar werken we naartoe, waar willen we uitkomen, wat willen we bereiken? Doelgericht handelen is ook terugkijken: hebben we het doel bereikt en zijn we uitgekomen waar we wilden uitkomen?
Planmatig
De weg waarlangs je gaat werken, beschrijf je in een plan. Dat kan een lesplan zijn, de beschrijving van één activiteit, een volledig activiteitenplan, een ontwikkelplan of zelfs een beleidsplan.
Planmatig betekent ook dat elke stap die je zet, te maken heeft met de vorige stap en met de volgende stap. Alle stappen zijn met elkaar verbonden, er zit een logische lijn in.
Procesmatig
Tijdens de uitvoering van een activiteit werk je naar het doel toe. Als pedagogisch werker houd je in het oog of je nog op de goede weg zit, of dat je moet bijsturen.
Bewust
Bij het aanbieden van activiteiten denk je na over de doelen die je wilt bereiken. Je houdt tijdens de uitvoering het proces in de gaten. Dit betekent dat je bewust bezig bent. Je bent je niet alleen bewust van de situatie van het kind of de groep, de doelen, de werkwijze en het proces, maar ook van je eigen gevoelens. Ook ben je je bewust van de invloed van je eigen gedrag




Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Waarnemen en observeren is hetzelfde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Waarnemen 
Waarnemen doe je onbewust en bewust 
Waarnemen doe je altijd (werk, school, thuis)
Je hersens geven betekenis aan wat je ziet (referentiekader)




Slide 7 - Tekstslide

Waarnemen doe je met al je zintuigen. Wat zijn de 5 zintuigen?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Observeren
Observeren is doelgericht 
Observeren doe je bewust 
Met observeren wil je een specifieke vraag beantwoorden. Voorbeelden?

Slide 12 - Tekstslide

Objectief observeren 
Feitelijk. Dat wat daadwerkelijk gebeurt.
Objectief is waarnemen zonder oordeel, gevoel, verklaring of betekenis. 
''M. staat op, loopt naar de stoel en gaat zitten''.

 

Slide 13 - Tekstslide

Subjectief observeren
Subjectief = je eigen mening
''Ik denk dat Meike verkouden is''. 

Slide 14 - Tekstslide

1. Finn Loopt het lokaal in en geeft de meester een hand
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 15 - Quizvraag

2. Isa trekt een boos gezicht naar Eva die daarop onverschillig reageert
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 16 - Quizvraag

3. Lars draagt een broek met vieze vlekken
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 17 - Quizvraag

4. Lucas zit tien minuten op de rand van de zandbak en kijkt naar de kinderen die op de tractor rijden
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 18 - Quizvraag

Hoe belangrijk is observeren op de werkvloer
-1100

Slide 19 - Poll

Observeren met een stappenplan
Stappenplan geeft je een houvast en zorgt ervoor dat je niets over het hoofd ziet
Observeren met vast stappenplan = methodisch observeren
Methodisch observeren levert een betrouwbaar resultaat op. Iemand anders zou op hetzelfde resultaat moeten komen. Daarom is het betrouwbaar.

Slide 20 - Tekstslide

Stappenplan observeren
Stap 1. Waarom ga je observeren 
Stap 2. Achtergrondgegevens 
Stap 3. Vraagstelling 
Stap 4. Observatiemethode en hulpmiddelen
Stap 5. Voer de observatie uit
Stap 6. Orden de gegevens 
Stap 7. Geef antwoord op de vraagstelling

Slide 21 - Tekstslide

Stap 1. Aanleiding
De aanleiding; waarom heb je gekozen om dit kind te observeren?
De aanleiding hoeft niet altijd een probleem te beschrijven, het kan ook een positieve situatie zijn.
Positieve situatie: Tom wordt vaak gekozen om mee te spelen
Probleem situatie: Meike weet vaak niet wat ze moet doen bij een activiteit
Bv: waarom is M altijd zo onrustig tijdens rekenen of waarom reageert M soms agressief op het plein.




Slide 22 - Tekstslide

Stap 2. Achtergrondgegevens
Je schrijf gegevens van het kind op. Dingen die te maken hebben met de reden waarom je observeert.
Leeftijd
Gezinssamenstelling
Gegevens thuissituatie Kind ziek geweest? Verhuizing? Geëmigreerd? Gevlucht?
Welke groep zit het kind
De situatie/les waar het gedrag zich vaak voordoet
De achtergrondgegevens kunnen erg belangrijk zijn bij het antwoord geven op je observatievraag.


Slide 23 - Tekstslide

Stap 3. Vraagstelling
Voordat je observeert; schrijf je een vraagstelling op
Je kunt gerichter observeren. Wat wil je precies observeren?
In de vraagstelling staat:
1. Wie ga je observeren M. Fictieve naam of alleen voorletter
2. Welk aspect van het gedrag je gaat observeren Aandacht. Je wilt namelijk weten waar de aandacht van Meike op gericht is
3. In welke situatie je gaat observeren Tijdens de uitleg van een activiteit. Dit is de situatie waar het opvallende gedrag zich voordoet



Slide 24 - Tekstslide

Stap 4. Observatiemethode & hulpmiddelen
Welke methode je kiest hangt af van wat je wilt weten​

Kwalitatief = alles letterlijk opschrijven 
Kwantitatief = turven 

Hulpmiddelen: potlood, papier, laptop, tablet, stopwatch, observatieformulieren, camera, geluidsrecorder​



Slide 25 - Tekstslide

Stap 5. Voer je observatie uit 
Wanneer? Welk tijdstip? Welke dag? Waar?​
Bespreek dit met collega’s (stagebegeleidster), stel betrokkenen (ouders)op de hoogte​
Wees objectief.  Vergeet meningen en gedachten, noteer waargenomen feiten!
Je beschrijft hier ofwel voluit of in een schema je waarnemingen op

Slide 26 - Tekstslide

Stap 6. Orden de gegevens
Maak een ‘samenvatting’ van je observatieverslag​ ​
Ruimte om notities te ordenen​
Verzamel de meest opvallende dingen​ Voorbeelden​
Kijk naar wat je juist niet had verwacht?​
Komt iets vaak voor of juist heel weinig?​
NOG GEEN MENING

Slide 27 - Tekstslide

Stap 7. Geef antwoord op de vraagstelling
Herhaal de vraagstelling: waar ga je antwoord op geven?​
Interpreteren: je gaat betekenis geven aan het gedrag dat je hebt geobserveerd​
Wees heel voorzichtig met interpreteren! Geef aan dat het jouw interpretatie is:​ Ik denk…​ Volgens mij…​ Ik heb de indruk dat…​
Maak duidelijk onderscheid tussen feiten uit de observatie en jouw interpretatie​ 
Ik kreeg de indruk dat Roos erg afgeleid was tijdens de uitleg van de activiteit. Zij keek vaak (ong. 10 keer) naar buiten.​


Slide 28 - Tekstslide

Observatie opdracht
1. Kies een kind uit het filmfragment op de volgende sheet.
(klik op het gele vakje of ga naar NPO - het geheime leven van een vierjarige)
2. Observeer hem/haar A.D.H.V. de 7 stappen uit het observatieplan.
3.Kun je bepaalde (achtergrond) informatie nog niet invullen? geef dit dan in het  rood aan.

Slide 29 - Tekstslide

Bekijk pagina 114 onderdelen observatieplan

Slide 30 - Tekstslide

Observeren in de praktijk
Je moet observeren in de praktijk 

Doorloop de 7 stappen en maak gebruik van het hulpdocument (LM) 

Zorg ervoor dat je duidelijke onderzoeksvragen hebt!!! 
Maak slim gebruik van bestaande observatieschema's/methoden 





Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Voor start observatieplan
Lezen module 3 !!! 

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Deze workshop was interessant:
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Deze workshop was te kort
0100

Slide 40 - Poll