plaats en prijs

plaats en prijs
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

plaats en prijs

Slide 1 - Tekstslide

Welke strategie gebruikt een frisdrankmerk om supermarkten te overtuigen?
A
pullstrategie
B
pushstrategie
C
selling-in
D
selling-out

Slide 2 - Quizvraag

pushstrategie
Je ‘duwt’ je product naar de winkels door veel reclame te maken bij de tussenhandel (zoals groothandels of winkels). 
 Voorbeeld: Een frisdrankmerk dat supermarkten overtuigt om hun product in de schappen te zetten. 
Je ‘trekt’ de klant naar je product door rechtstreeks reclame te maken bij de consument. 
 Voorbeeld: Coca-Cola maakt veel tv-reclames zodat mensen het willen kopen. 
Je overtuigt winkels om jouw product in te kopen. 
 Voorbeeld: Een vertegenwoordiger van een frisdrankmerk bezoekt supermarkten om hun product aan te bieden. 
Je helpt de winkel om het product aan klanten te verkopen. 
 Voorbeeld: Promotiemateriaal of kortingsacties in de supermarkt. 
pullstrategie
selling-in
selling-out
De producent verkoopt direct aan de klant zonder tussenpersonen. 
 Voorbeeld: Een bakker die zijn brood zelf verkoopt. 
Direct kanaal
Indirect kanaal
dropshipping
De producent verkoopt via tussenpersonen, zoals groothandels of winkels. 
 Voorbeeld: Een frisdrankmerk verkoopt via supermarkten. 
De producent verstuurt het product direct naar de klant, maar de klant bestelt via een tussenpartij (zoals een webshop). 
 Voorbeeld: Een online winkel die sneakers verkoopt zonder zelf voorraad te hebben.

Slide 3 - Tekstslide

Welke distributiestrategie wordt gebruikt voor producten die overal te koop zijn, zoals snoep?
A
selectieve distributie
B
exclusieve distributie
C
intensieve distributie
D
directe distributie

Slide 4 - Quizvraag

intensieve distributie
Je product is op zoveel mogelijk plekken te koop. 
 Voorbeeld: Snoep dat je overal kunt kopen. 
Je product is alleen in geselecteerde winkels te koop. 
 Voorbeeld: Luxe koffiemachines die alleen in bepaalde winkels liggen. 

Je product is maar op één of een paar plekken verkrijgbaar. 
 Voorbeeld: Een dure sportwagen die alleen bij een exclusieve dealer staat.
selectieve distributie
exclusieve distributie

Slide 5 - Tekstslide

Welke strategie wordt gebruikt als een product alleen via één kanaal wordt aangeboden, zoals een fysieke winkel?
A
Crosschanneling
B
Multichanneling
C
Single channeling
D
Marktaandeel

Slide 6 - Quizvraag

Single channeling
Je verkoopt via één kanaal. 
 Voorbeeld: Alleen via een fysieke winkel. 
Je verkoopt via meerdere kanalen, maar ze werken los van elkaar. 
 Voorbeeld: Een webshop en een fysieke winkel, maar zonder dat deze gekoppeld zijn. 

Je kanalen werken samen. 
 Voorbeeld: Je bestelt iets online en haalt het op in de winkel.
Multichanneling
Crosschanneling
Omnichanneling
Alle kanalen zijn volledig geïntegreerd en bieden dezelfde ervaring. 
 Voorbeeld: Je kan in de winkel, online en via een app bestellen en alles is gekoppeld.

Slide 7 - Tekstslide

Welke term verwijst naar het percentage winkels dat jouw product verkoopt?
A
Bezitsgraad
B
Penetratiegraad
C
Distributiespreiding
D
Marktaandeel

Slide 8 - Quizvraag

Marktaandeel
Het percentage van de markt dat jouw bedrijf in handen heeft. 
 Voorbeeld: Als 30% van alle verkochte cola van Coca-Cola is, dan is dat hun marktaandeel.
Het percentage winkels dat jouw product verkoopt. 
 Voorbeeld: Als 80% van de supermarkten jouw koekjes verkoopt, is dat je distributiespreiding. 
Het percentage mensen dat jouw product heeft gekocht. 
 Voorbeeld: Als 50% van de Nederlanders een tandenborstel van jouw merk heeft, is dat je penetratiegraad. 
Distributiespreiding
Penetratiegraad
Bezitsgraad
Het percentage mensen dat je product thuis heeft staan. 
 Voorbeeld: Het aantal huishoudens dat een Senseo-apparaat bezit.

Slide 9 - Tekstslide

Welke beweging in de bedrijfskolom gebeurt er, zoals een winkel die alleen sneakers verkoopt?
A
Specialisatie
B
Differentiatie
C
Integratie
D
Parallellisatie

Slide 10 - Quizvraag

Integratie
Een bedrijf voegt stappen in de bedrijfskolom samen. 
 Voorbeeld: Een bakker die zelf zijn graan gaat verbouwen. 

Een bedrijf richt zich op één product of dienst. 
 Voorbeeld: Een schoenenwinkel die alleen nog sneakers verkoopt. 
Een bedrijf voegt producten of diensten toe die niks met elkaar te maken hebben. 
 Voorbeeld: Een supermarkt die ook pakketjes gaat versturen. 
Specialisatie
Parallellisatie
Differentiatie
Een bedrijf besteedt een deel van de productie uit aan een andere partij. 
 Voorbeeld: Een kledingmerk dat het naaien van kleding uitbesteedt aan een fabriek.

Slide 11 - Tekstslide

Welke prijsstrategie start met een hoge prijs en verlaagt die later, zoals bij de iPhone?
A
Penetratieprijsstrategie
B
Afroomprijsstrategie
C
Kostengeoriënteerde prijsstrategie
D
Concurrentiegeoriënteerde prijsstrategie

Slide 12 - Quizvraag

Afroomprijsstrategie
Beginnen met een hoge prijs en die later verlagen (bijv. nieuwe iPhone). 

Lage prijs bij de start om snel marktaandeel te winnen (bijv. streamingdiensten). 
Prijs baseren op de prijzen van concurrenten. 
Penetratieprijsstrategie
Vraaggeoriënteerde prijsstrategie
Concurrentiegeoriënteerde prijsstrategie
Prijs bepalen op basis van productiekosten + winst.
Kostengeoriënteerde prijsstrategie
Prijs bepalen op basis van wat klanten bereid zijn te betalen.

Slide 13 - Tekstslide

Welke prijsstrategie maakt een product duurder om exclusief te lijken, zoals bij Rolex?
A
Prijsdifferentiatie
B
Premium pricing
C
Prijsdiscriminatie
D
Psychologische prijsstelling

Slide 14 - Quizvraag

Premium pricing
Product bewust duurder maken om exclusief te lijken (bijv. Rolex). 
Verschillende prijzen voor hetzelfde product, afhankelijk van de situatie (bijv. bioscoopkaartje voor volwassenen vs. studenten). 
Prijs zo zetten dat het goedkoper lijkt (bijv. €9,99 in plaats van €10).
Prijsdifferentiatie
Prijsdiscriminatie
Psychologische prijsstelling
Verschillende prijzen voor verschillende doelgroepen (bijv. vliegtuigstoelen duurder bij last-minute boekingen). 

Slide 15 - Tekstslide

Welke verdienmodel houdt in dat je per aankoop betaalt, zoals in een supermarkt?
A
Transactiemodel
B
Makelaarsmodel
C
Advertentiemodel
D
Abonnementsmodel

Slide 16 - Quizvraag

Transactiemodel
 Je betaalt per aankoop (bijv. supermarkt).
Klanten betalen een vast bedrag per periode (bijv. Netflix). 
Gratis product/dienst, maar inkomsten via advertenties (bijv. YouTube). 
Abonnementsmodel
Freemiummodel
Advertentiemodel
Gratis basisversie, maar betalen voor extra’s (bijv. Spotify Free vs. Premium). 
Yieldmodel
Prijzen veranderen op basis van vraag en aanbod (bijv. vliegtickets of hotels). 

Makelaarsmodel
Platform verdient geld door kopers en verkopers samen te brengen (bijv. Airbnb).

Slide 17 - Tekstslide

Welke korting krijg je bij het kopen van grotere hoeveelheden, zoals ‘3 halen, 2 betalen’?
A
Kwantumkorting
B
Seizoenskorting
C
Inruilkorting
D
Betalingskorting

Slide 18 - Quizvraag

Kwantumkorting
Korting bij grotere aantallen (bijv. ‘3 halen, 2 betalen’). 
Korting op producten buiten het seizoen (bijv. ski’s in de zomer). 
Oude producten inleveren voor korting (bijv. oude telefoon inruilen voor korting op een nieuwe). 

Seizoenskorting
Relatiekorting
Inruilkorting
Korting voor vaste klanten.
Introductiekorting
Tijdelijke korting bij de lancering van een nieuw product. 
Betalingskorting
Korting bij snelle betaling (bijv. korting bij direct afrekenen).

Slide 19 - Tekstslide