2htvtb: week 24 les 1 cursus 4 §5 Morfemen

week 24 les 1 - 2htvtb
timer
10:00

  • 10 minuten stillezen
  • Uitleg §4 Morfemen
  • Oefenen §4 Morfemen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

week 24 les 1 - 2htvtb
timer
10:00

  • 10 minuten stillezen
  • Uitleg §4 Morfemen
  • Oefenen §4 Morfemen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Ik weet hoe woorden gevormd worden (morfologie)
Ik weet wat morfemen, voorvoegsels (prefixen) en achtervoegsels (suffixen) zijn.

Slide 2 - Tekstslide

§4 Morfemen

Slide 3 - Tekstslide

Morfologie
= de studie naar de bouw van woorden

woordvorming= manier waarop we woorden maken


Slide 4 - Tekstslide

Morfeem
Morfeem = het kleinste betekenisdragende deel van een woord
Door het toevoegen van morfemen, verandert de betekenis van het woord.

talentjes -> talent  +  je  +  s
talent=gave
je= kleine versie van het ZN (talent in dit geval)
s= meervoud van het ZN (talent in dit geval)

Slide 5 - Tekstslide

Samenstelling 

Bij een samenstelling combineer je twee woorden die ieder op zich ook weer uit meer woorden kunnen bestaan
bijv: deurbel-> deur + bel


Slide 6 - Tekstslide

Afleiding

bij een afleiding-> voeg voor- of achtervoegsel toe

on+juist = onjuist (voorvoegsel/prefix)
waar+heid = waarheid (achtervoegsel/suffix)

Slide 7 - Tekstslide

Verbuiging 
Verbuiging: Een morfeem wordt aan een bestaand woord toegevoegd, maar vormt geen nieuw woord

bijvoorbeeld: land + je. 

Denk ook bijvoorbeeld aan de vergrotende en de overtreffende trap bij een bijvoeglijk naamwoord, of meervoudsvormen en verkleiningen bij zelfstandige naamwoorden.

Slide 8 - Tekstslide

Vervoeging
Dit lijkt op verbuiging, maar wordt toegepast op werkwoordsvormen, bijvoorbeeld: loop + t. De betekenis van t is abstract en grammaticaal van aard, namelijk tweede of derde persoon enkelvoud.

Slide 9 - Tekstslide

gelede woorden -> bestaan uit meer morfemen
het woord dat het belangrijkste is binnen een geleed woord, noem je grondwoord -> talentjes

ongelede woorden-> bestaan uit één morfeem
vb groen, talent

Slide 10 - Tekstslide

morfemen en oude naamvallen/casus
Voorvoegsels (prefix) en achtervoegsels (suffix) zijn vormen van morfemen die een woord een andere betekenis geven.

Vroeger hadden wij in het Nederlands veel meer prefixen en suffixen. Daar zien we nu nog een aantal voorbeelden van terug in de vorm van oude naamvallen:
De heer des huizes; des avonds; op den duur; in de loop der tijd; ter waarde van

Naamvallen gaven de grammaticale functie van een woord aan. Dit zien we nu nog terug in het Duits.

Slide 11 - Tekstslide

Zelf oefenen
Wat: Maak cursus 4 §4 morfemen opdracht 2 t/m 4 p. 96-97 
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek of internet.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met morfemen
Klaar?
werk verder aan je brief 
timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Beeldspraak
Beeldspraak is een vorm van figuurlijk taalgebruik. 


  • beeldspraak die berust op overeenkomst (ov) tussen het beeld (b) en iets uit de werkelijkheid, het object (o);

Slide 13 - Tekstslide

Beeldspraak die berust op overeenkomst
  • vergelijking
  • metafoor
  • personificatie

Slide 14 - Tekstslide

Beeldspraak
Tussen beeld (b) en object (o) is een overeenkomst (ov)

Ze worden vaak aan elkaar gekoppeld met een verbindingswoord (v): als, zoals, net als, evenals, lijkt wel... etc.

 Jaap (o) ging er als (v) een haas (b) vandoor.

Slide 15 - Tekstslide

Vergelijking 
object                         verbindingswoord                             beeld

Hij heeft een geheugen             als                                    een olifant. 
Dat beeldje glimt                           als                                    een  diamant.
Hij is een boom                              van                                   een kerel.                               

Slide 16 - Tekstslide

Metafoor
Alleen het beeld wordt genoemd (het object wordt weggelaten)

  • Ruim die zwijnenstal eerst naar eens op. (bedoeld wordt: je kamer)

  • Die engel bracht iedereen een kopje thee. (bedoeld wordt: een lief persoon)

Slide 17 - Tekstslide

Metafoor
Gezegden en uitdrukkingen zijn vaak metaforen:

  • Ik heb met hem een appeltje te schillen. (bedoeld wordt: iets rechtzetten)

  • Hij heeft het achter zijn ellebogen. (bedoeld wordt: hij is niet eerlijk, achterbaks)

Slide 18 - Tekstslide

Personificatie
Een voorwerp of abstract begrip krijgt menselijke eigenschappen:
  • De bomen fluisteren haar naam.
  • De zon legde een deken van stralen over de bergen.
  • De kozijnen schreeuwen om een verfbeurt.

Slide 19 - Tekstslide