2htvtb: week 23 les 3+4 cursus 5 §14 betrekkelijk voornaamwoord + cursus 4 §5 Morfemen

week 23 les 3+4- 2htvtb
timer
10:00

  • 10 minuten stillezen
  • Herhaling betrekkelijk vnw
  • Oefenen § 14
  • Uitleg §4 Morfemen
  • Oefenen § Morfemen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

week 23 les 3+4- 2htvtb
timer
10:00

  • 10 minuten stillezen
  • Herhaling betrekkelijk vnw
  • Oefenen § 14
  • Uitleg §4 Morfemen
  • Oefenen § Morfemen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Ik kan betrekkelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken.

Ik weet hoe woorden gevormd worden (morfologie)
Ik weet wat morfemen, voorvoegsels (prefixen) en achtervoegsels (suffixen) zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Betrekkelijk 
voornaamwoord
  • Het betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw) verwijst terug naar een woord of woordgroepje dat er vlak voor staat, het antecedent.
  • De bekendste betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wie en wat.

Slide 3 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
1.  Die verwijst naar de-woorden.
2. Dat verwijst naar het-woorden.
3. Wat verwijst naar:
  • een overtreffende trap na ‘het’:
       - Het noorderlicht is het mooiste wat ik ooit heb gezien.
  • 'vage' woorden als alles, datgene, diegene, het enige, iets, niets, veel, weinig:
        - Alles wat op de site staat, is uit voorraad leverbaar.
  • een hele zin of een deel van een zin:
       - Max is een ijverige leerling, wat niet gezegd kan worden van Wesley.


Slide 4 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
4.  Voorzetsel + wie verwijst naar een persoon (van wie, door wie, voor wie etc.)


       - Tessa, van wie ik dit huisje huur, maakt een rondreis door Chili. 

Let op: dus niet met waar + voorzetsel: waarover, waarvoor enz.

Slide 5 - Tekstslide

Verschil?
  • De woorden die en dat kunnen zowel betrekkelijk voornaamwoord als aanwijzend voornaamwoord zijn. 

  • Die kast is mooi.
  • De kast die daar staat is te koop.

  • Een aanwijzend voornaamwoord staat vóór het zelfstandig naamwoord
  • Het betrekkelijk voornaamwoord staat achter het zelfstandig naamwoord.




Slide 6 - Tekstslide

Zelf oefenen
Wat: Maak § 14 betrekkelijk voornaamwoord opdr. 1 t/m 5 p. 232-233  af . 
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek of internet.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met betrekkelijk voornaamwoord en voegwoord
Klaar?
werk verder aan je brief
timer
15:00

Slide 7 - Tekstslide

week 23 les 3+4- 2htvtb
timer
10:00

  • 10 minuten stillezen
  • Herhaling betrekkelijk vnw
  • Oefenen § 14
  • 10 minuten stillezen
  • Uitleg §4 Morfemen
  • Oefenen § Morfemen
  • Nieuwsquiz...

Slide 8 - Tekstslide

§4 Morfemen

Slide 9 - Tekstslide

Morfologie
= de studie naar de bouw van woorden

woordvorming= manier waarop we woorden maken


Slide 10 - Tekstslide

Morfeem
Morfeem = het kleinste betekenisdragende deel van een woord
Door het toevoegen van morfemen, verandert de betekenis van het woord.

talentjes -> talent  +  je  +  s
talent=gave
je= kleine versie van het ZN (talent in dit geval)
s= meervoud van het ZN (talent in dit geval)

Slide 11 - Tekstslide

Samenstelling 

Bij een samenstelling combineer je twee woorden die ieder op zich ook weer uit meer woorden kunnen bestaan
bijv: deurbel-> deur + bel


Slide 12 - Tekstslide

Afleiding

bij een afleiding-> voeg voor- of achtervoegsel toe

on+juist = onjuist (voorvoegsel/prefix)
waar+heid = waarheid (achtervoegsel/suffix)

Slide 13 - Tekstslide

Verbuiging 
Verbuiging: Een morfeem wordt aan een bestaand woord toegevoegd, maar vormt geen nieuw woord

bijvoorbeeld: land + je. 

Denk ook bijvoorbeeld aan de vergrotende en de overtreffende trap bij een bijvoeglijk naamwoord, of meervoudsvormen en verkleiningen bij zelfstandige naamwoorden.

Slide 14 - Tekstslide

Vervoeging
Dit lijkt op verbuiging, maar wordt toegepast op werkwoordsvormen, bijvoorbeeld: loop + t. De betekenis van t is abstract en grammaticaal van aard, namelijk tweede of derde persoon enkelvoud.

Slide 15 - Tekstslide

gelede woorden -> bestaan uit meer morfemen
het woord dat het belangrijkste is binnen een geleed woord, noem je grondwoord -> talentjes

ongelede woorden-> bestaan uit één morfeem
vb groen, talent

Slide 16 - Tekstslide

Geleed en ongeleed
Geleed:            op te delen in verschillende delen
                            denkbaar - denk+baar
Ongeleed:      niet op te delen in verschillende delen
                            denk

Slide 17 - Tekstslide

Geleed (uit welke delen) of ongeleed?
Overleg in duo's. 

banaan
kastje
deur
spinazie
gevaarlijk
timer
2:00

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht: geleed of ongeleed?

Banaan                     banaan                ongeleed
Kwastje                     kwast+je             geleed
Deur                            deur                      ongeleed
Spinazie                    spinazie              ongeleed
Gevaarlijk                 gevaar+lijk          geleed

Slide 19 - Tekstslide

Achtervoegsels / grondwoord
Soms verandert de betekenis van een woord door een achtervoegsel. 

Voorbeelden: - loos, -je, -achtig
WaardeLOOS (zonder waarde)
BusJE(kleine bus)
JongensACHTIG (een beetje als een jongen)
Grondwoorden: basis van het woord --> waarde, bus, jongen





Slide 20 - Tekstslide

morfemen en oude naamvallen/casus
Voorvoegsels (prefix) en achtervoegsels (suffix) zijn vormen van morfemen die een woord een andere betekenis geven.

Vroeger hadden wij in het Nederlands veel meer prefixen en suffixen. Daar zien we nu nog een aantal voorbeelden van terug in de vorm van oude naamvallen:
De heer des huizes; des avonds; op den duur; in de loop der tijd; ter waarde van

Naamvallen gaven de grammaticale functie van een woord aan. Dit zien we nu nog terug in het Duits.

Slide 21 - Tekstslide

Overleg in tweetallen. Wat is het verschil tussen een samenstelling en een afleiding?

Slide 22 - Open vraag

Zelf oefenen
Wat: Maak cursus 4 §4 morfemen opdracht 2 t/m 4 p. 96-97 en maak cursus 5 §14 opdr. 1 t/m5 af.
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek of internet.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met morfemen
Klaar?
werk verder aan je brief 
timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide