Spelling & Interpunctie deel 3

Welkom bij Nederlands!

Pak je pen, boek, map & schrift.

Oortjes & telefoon buiten lokaal.

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Pak je pen, boek, map & schrift.

Oortjes & telefoon buiten lokaal.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Info
  • Uitleg Spelling & Interpunctie deel 3
  • nakijken Spelling & Interpunctie
  • Vragen?
  • Verder werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide



Info
Volgende week toets Spelling.
Dit gaat over deel 1, 2 en 3. De nadruk ligt wel op deel 3.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Vragen?
  • Opdracht
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide



Onderwerpen
  • Werkwoorden
  • Samenstellingen (tussenletter)
  • Aaneenschrijven (ww en zn)
  • Meervouden zn
  • Hoofdletters
  • Apostrof '
  • Trema  ë
  • Liggend streepje
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Vragen?
  • Opdracht
  • Afsluiting

Slide 4 - Tekstslide



Onderwerpen 2
  • Bijvoeglijke naamwoorden (werkwoord, stoffelijk)
  • Bijvoeglijk / zelfstandig gebruik alle(n) vele(n) etc.
  • Getallen & cijfers
  • Afkortingen
  • Uitspraaktekens 
  • Woordafbreking
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Vragen?
  • Opdracht
  • Afsluiting

Slide 5 - Tekstslide



Verbeteren
In mijn ervaring gaan de volgende onderwerpen slecht:
  • Werkwoorden
  • Bijvoeglijk naamwoorden
  • Zelfst/bijvoeglijk gebruikt alle(n) etc.
  • Leestekens i.h.a. CITATEN!!
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Vragen?
  • Opdracht
  • Afsluiting

Slide 6 - Tekstslide



Nakijken
Belangrijk is om na te kijken!

Daarom gaan we dat nu doen.
Kijk mee...
Doe je iets steeds fout? Vraag om uitleg!
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Vragen?
  • Opdracht
  • Afsluiting

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Tekstslide

meestal
eindigt het op een -e 

de blauwe trui                                   het dikke boek                      de kale kop 

Slide 9 - Tekstslide

Materiaal
Als het bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welk materiaal het is gemaakt, dan schrijf je er altijd -en achter. 

de houten stoel                     de gouden ring                               de wollen trui. 

Slide 10 - Tekstslide

modern materiaal
als het van een modern materiaal is gemaakt komt er niets achter. 
de plastic tas                    de aluminium trap         de polyester boot

Slide 11 - Tekstslide

de … (lekker) maaltijd
Regel
Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN
A
lekker
B
lekkeren
C
lekkere

Slide 12 - Quizvraag

de … (zilver) armband
Regel
Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN
A
zilver
B
zilveren
C
zilvere

Slide 13 - Quizvraag

de … (zijde) das
Regel
Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN
A
zijden
B
zijde
C
zijdene

Slide 14 - Quizvraag

een … (aardig) meisje
Regel
Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN
A
aardig
B
aardige
C
aardigen

Slide 15 - Quizvraag

WERKWOORDSPELLING

Slide 16 - Tekstslide

werkwoordspelling
Het sexy fokschaap / x 't kofschip hoort bij....
A
De verleden tijd
B
De tegenwoordige tijd

Slide 17 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 18 - Quizvraag

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind

Slide 19 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 20 - Quizvraag

werkwoordspelling
(beantwoorden)...je die vraag wel goed?
A
Beantwoort
B
beantwoor
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 21 - Quizvraag

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 22 - Quizvraag

werkwoordspelling
Morgen ... (presenteren) Remco de resultaten van zijn onderzoek
A
presenteert
B
presenteerd
C
presenteerdt
D
presenteer

Slide 23 - Quizvraag


Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 24 - Quizvraag

werkwoordspelling
De jongens (begeleiden) gisteren de vrouw naar huis.
A
begeleiden
B
begeleidden
C
begeleid
D
begeleden

Slide 25 - Quizvraag

Dit soort onkosten _____
we niet. (vergoeden)

Slide 26 - Woordweb

Deze week hebben we een opdracht
over een ________ student. (uitloten)

Slide 27 - Woordweb

Je bent niet goed _________.
(informeren)

Slide 28 - Woordweb

Voordat ik een smartphone had,
__________ we altijd. (sms'en)

Slide 29 - Woordweb


A
alle
B
allen

Slide 30 - Quizvraag

De verpleegsters kwamen alle(n) afscheid nemen
A
alle
B
allen

Slide 31 - Quizvraag

Alle/ allen pennen doen het nog
A
allen
B
alle

Slide 32 - Quizvraag

De basisschoolleerlingen moeten (alle) een zwemdiploma halen.
A
Alle
B
Allen

Slide 33 - Quizvraag

Alle... hebben ze een hotelkamer met airco.
A
alle
B
allen

Slide 34 - Quizvraag


A
alle, gevaarlijkste
B
allen, gevaarlijksten
C
allen, gevaarlijkste
D
alle, gevaarlijksten

Slide 35 - Quizvraag

Wij hebben tien docenten. Op de vergadering komen ze alle/ allen bijeen.
A
alle
B
allen

Slide 36 - Quizvraag

Bijna alle/allen goede voetballers verdienen veel; sommige/sommigen verdienen een fortuin.
A
alle/sommige
B
alle/ sommigen
C
allen/sommige
D
allen/sommigen

Slide 37 - Quizvraag

Bijna alle/allen goede voetballers verdienen veel. Sommige/sommigen verdienen een fortuin.
A
alle/sommige
B
alle/ sommigen
C
allen/sommige
D
allen/sommigen

Slide 38 - Quizvraag



Aan de slag!
Vandaag
  • Kennismaking
  • Boek door 
  • Planning 
  • Leesboek 
  • Afsluiting
Maak de opdrachten van Blok 6.
We lopen samen even het boek door...

Slide 39 - Tekstslide

Afsluiting
Huiswerk: Blok 6, Spelling & Interpunctie, deel 3, Startopdrachten.

Slide 40 - Tekstslide

Afbreekstreepje 1
  • Breek bij voorkeur af tussen de woorddelen  (energie-rekening)
  • Breek af tussen een grondwoord en een voor-  of achtervoegsel (on- gevaar-lijk)
  • Breek bij één alleenstaande tussenmedeklinker af voor de medeklinker; de -ch is één letter (zeu-ren, ka-chel)

Slide 41 - Tekstslide

Afbreekstreepje 2
  • Als de tussenmedeklinker -i is (klinkt als j) breek af na de -i (gooi-en)
  • Breek bij twee tussenmedeklinkers af tussen de twee medeklinkers (fiet-sen)
  • Breek bij drie of meer medeklinkers zo af dat er geen combinatie van medeklinkers aan het begin van een lettergreep komen te staan die nooit in Nederlandse woorden voorkomen (herf-stig)

Slide 42 - Tekstslide

Afbreekstreepje 3
  • Breek zo af dat er geen uitspraakproblemen ontstaan (pu-bliek)
  • Let op: bij woordafbreking verdwijnen de extra tekens en letters voor de uitspraak! Zoals het trema: coëxistentie wordt co-existentie. Zoals hier: chocolaatje wordt chocola-tje.

Slide 43 - Tekstslide

Waar breek je dit woord af?
verlegenheid

Slide 44 - Open vraag

Waar breek je dit woord af?
reparatie

Slide 45 - Open vraag

Waar breek je dit woord af?
boekenkast

Slide 46 - Open vraag

Waar breek je dit woord af?
rekening

Slide 47 - Open vraag