in woorden met de voorvoegsels: adjunct-, aspirant-, collega-, ex-, interim-, niet-, non-, oud-
voor een hoofdletter (anti-Russisch, oer-Hollands)
Slide 5 - Tekstslide
Koppelteken 2
in combinaties van titels en beroepen (chef-kok)
bij (afleidingen van) aardrijkskundige namen (Zuid- Frankrijk)
bij letters, cijfers en andere tekens en St of Sint (tv-programma, a4-formaat, $-teken, St.-Anna)
in woorden die anders overzichtelijk worden (hyena-vel, pop-opera)
Slide 6 - Tekstslide
Wat is fout?
A
magisch-realisme
B
zee-egel
C
de commissie-Dijkstra
D
rij-instructeur
Slide 7 - Quizvraag
Wat is fout?
A
bioindustrie
B
haantje-de-voorste
C
safariachtig
D
contrarevolutionair
Slide 8 - Quizvraag
Weglatingsstreepje
op de plek waar een deel van het woord is weggelaten (in voor- en tegenspoed, hoofd- en bijzaken)
Let op: import en export, maar in- en export!
Slide 9 - Tekstslide
Wat is goed?
A
klinische- en ontwikkelingspsychologie
B
hoge- en lage bomen
C
havo en vwo leerlingen
D
moderne en klassieke muziek
Slide 10 - Quizvraag
Wat is fout?
A
witte- en bonte was
B
maandagochtend en -middag
C
winst- en verliesrekening
D
zomer- en wintertijd
Slide 11 - Quizvraag
Afbreekstreepje 1
Breek bij voorkeur af tussen de woorddelen (energie-rekening)
Breek af tussen een grondwoord en een voor- of achtervoegsel (on- gevaar-lijk)
Breek bij één alleenstaande tussenmedeklinker af voor de medeklinker; de -ch is één letter (zeu-ren, ka-chel)
Slide 12 - Tekstslide
Afbreekstreepje 2
Als de tussenmedeklinker -i is (klinkt als j) breek af na de -i (gooi-en)
Breek bij twee tussenmedeklinkers af tussen de twee medeklinkers (fiet-sen)
Breek bij drie of meer medeklinkers zo af dat er geen combinatie van medeklinkers aan het begin van een lettergreep komen te staan die nooit in Nederlandse woorden voorkomen (herf-stig)
Slide 13 - Tekstslide
Afbreekstreepje 3
Breek zo af dat er geen uitspraakproblemen ontstaan (pu-bliek)
Let op: bij woordafbreking verdwijnt het trema! (coëxistentie wordt co-existentie)
Slide 14 - Tekstslide
lach-en
Goed of fout?
lach-en
A
Goed
B
Fout
Slide 15 - Quizvraag
amb-te-naar
Goed of fout?
amb-te-naar
A
Goed
B
Fout
Slide 16 - Quizvraag
amb-te-naar
Goed of fout?
pa-ra-plu-tje
A
Goed
B
Fout
Slide 17 - Quizvraag
Trema
Plaats het trema altijd op de eerste letter van de volgende lettergreep (ree-en --> reeën)
geen trema bij -eum (museum), -iig (heiig), -cien (opticien), -ieus (modieus)
geen trema bij bea- (beantwoord), gea- (geaard), geo- (geopend)
Wel bij: geë- (geërgerd), geï- (geïndustrialiseerd), geü- (geürineerd)
Slide 18 - Tekstslide
Wat is fout?
A
vacuüm
B
officiële
C
heroïsch
D
electriciën
Slide 19 - Quizvraag
Wat is goed?
A
buiig
B
zeeëgel
C
zoëven
D
mozaiek
Slide 20 - Quizvraag
Apostrof 1
op de plaats van een weggelaten letter (m'n hond, 's-Hertogenbosch, 't Regent)
op- de plaats van een weggelaten bezits-s (Trix' boek, Klaas' mobiel)
om uitspraakproblemen te voorkomen (foto's, baby's)
Slide 21 - Tekstslide
Apostrof 2
in afleidingen van letter- en cijferwoorden (vwo'er, 50+'er)
Let op: bij letterwoorden die je als woord uitspreekt, gebruik je geen apostrof (havoër)
Let op: bij samenstellingen van letterwoorden zet geen apostrof, maar een koppelteken (vwo-leerling, A3-papier)