Aantrekkelijk formuleren

Nederlands >> Formuleren 3.3
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands >> Formuleren 3.3

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
Formuleren en stijl
3.1 De juiste toon
3.2 Duidelijk formuleren

Slide 2 - Tekstslide

Tip voor verduidelijking
1 - vervang moeilijke woorden
2 - vervang vaktermen
3 - maak de zin korter
4 - formuleer positief
5 - gebruik geen afkortingen

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk ?? 

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn vaktermen?

Slide 5 - Woordweb

Doel van deze les
  • Aan het einde van de les kun je aantrekkelijk formuleren.

Slide 6 - Tekstslide

Je wilt dat mensen je tekst lezen. Hoe doe je dat? 


Met de volgende tips: 

Slide 7 - Tekstslide


1. Begin niet elke zin hetzelfde (niet elke zin het onderwerp vooraan) 


Dus niet: 
Ik ben op school. Ik maak huiswerk. Ik ga zo een broodje eten.

Gebruik voegwoorden!

Slide 8 - Tekstslide

Herschrijf:
Ik ben op school. Ik maak huiswerk. Ik ga zo een broodje eten.

Slide 9 - Open vraag

2. Gebruik verwijswoorden en synoniemen of korte omschrijvingen >> geen herhaling en minder saai.

Verwijswoorden > dit, deze, hij, hun 

Ben je toe aan vakantie? Boek je vakantie bij ons. Wij bieden allerlei soorten vakanties aan: sportieve vakanties, zonvakanties en culturele vakanties -->

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Ben je toe aan vakantie? Boek je vakantie bij ons.
Wij bieden allerlei soorten vakanties aan:
sportieve vakanties, zonvakanties en
culturele vakanties

Slide 12 - Woordweb

Ben je toe aan vakantie? Boek je vakantie bij ons.
Wij bieden allerlei soorten vakanties aan:
sportieve vakanties, zonvakanties en
culturele vakanties

Slide 13 - Open vraag

3. Pas op met lange zinnen! 

Niet langer dan 20 woorden! 

Slide 14 - Tekstslide

Het bedrijf waar ik stage loop heet Jansen en het bedrijf is in Utrecht waar het bedrijf 150 medewerkers heeft en de medewerkers zijn verdeeld over drie afdelingen.

Slide 15 - Open vraag

4. spreek je lezer persoonlijk aan.
4. Formuleer actief en direct! 

Direct: Spreek de lezer persoonlijk aan
 
Actief: Gebruik niet te veel werkwoorden in een zin. 

Zo voelt lezer zich aangesproken 

Slide 16 - Tekstslide

Actief of passief?
Aanmeldingen die voor 23 februari zijn ingediend, kunnen alsnog in behandeling worden genomen.
A
actief
B
passief

Slide 17 - Quizvraag

Actief of passief:
Iedere ochtend wordt de poes (door mij) gevoerd.

A
actief
B
passief

Slide 18 - Quizvraag

Maak hem actief:
Iedere ochtend wordt de poes door mij gevoerd.

Slide 19 - Open vraag

5. Stel vragen en geef voorbeelden!

Goede zinnen maken lastig? Echt niet! Begin bijvoorbeeld met een leuke vraag. 

Slide 20 - Tekstslide

6. Tip 5 Vermijd clichés, modewoorden en omslachtige formuleringen.

Clichés: jij bewaakt het fort. >>> wat ?? 
modewoord: het feest was epic 

Slide 21 - Tekstslide

Ik heb er lang over nagedacht en het
is me uiteindelijk toch gelukt
om een goede openingszin te bedenken.

Slide 22 - Woordweb

Laatste slide. 
Hoe doe je dit commercieel? 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
2F: Formuleren 3.3. Bladzijde 251 Opdracht 1, 2 en 3 
3F: Formuleren 3.3 Bladzijde 236 Opdracht 1, 2 en 3 

Online: Form 3.3 

Slide 25 - Tekstslide