Een betrekkelijk voornaamwoord verbindt een hoofdzin en betrekkelijke bijzin met elkaar.
Bijvoorbeeld:
Het boek dat ik lees is, geschikt voor ieder die graag leest.
Slide 15 - Tekstslide
Betrekkelijk voornaamwoord 2
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst terug naar een woord/woordgroepje wat er vlak voor staat.
Zo'n woord/woordgroepje noem je het antecedent.
Slide 16 - Tekstslide
Betrekkelijk voornaamwoord 3
De belangrijkste betrekkelijke voornaamwoorden zijn: die (bij de-woorden) en dat (bij het-woorden).
Andere betrekkelijke voornaamwoorden zijn: (degene)wie en(datgene)wat.
Slide 17 - Tekstslide
Betrekkelijk voornaamwoord 4
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst terug naar een woord / groep woorden / zin ervoor. Waarnaar het betrekkelijk voornaamwoord verwijst = antecedent.
Waar is de honddie hij geweldig vond?
Slide 18 - Tekstslide
Betrekkelijk voornaamwoord 5
Let op! De woorden die en dat kunnen zowel een betrekkelijk voornaamwoord als een aanwijzend voornaamwoord zijn.
Als het die en datkunt vervangen door deze en die is het geen betrekkelijk voornaamwoord, maar een aanwijzend voornaamwoord.