spelling werkwoorden

                    even inkomen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

                    even inkomen

Slide 1 - Tekstslide

Komende weken

  • Herhaling regels werkwoordspelling
  • Samenstellingen
  • Leestekens  

Slide 2 - Tekstslide


In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Gisteren haastten mijn ouders zich naar de bus.
B
Gisteren haasten mijn ouders zich naar de bus.

Slide 3 - Quizvraag


In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij heeft zich bij mij gemeld.
B
Hij heeft zich bij mij gemeldt.
C
Hij heeft zich bij mij gemelt.

Slide 4 - Quizvraag


In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Annie vluchte de wc in.
B
Annie vluchtte de wc in.

Slide 5 - Quizvraag


In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij is verhuist naar Amsterdam.
B
Hij is verhuisd naar Amsterdam.

Slide 6 - Quizvraag


In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Houdt je van pizza?
B
Houd je van pizza?

Slide 7 - Quizvraag


In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Je rijdt in een luxe wagen.
B
Je rijd in een luxe wagen.

Slide 8 - Quizvraag


Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 9 - Quizvraag

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 10 - Quizvraag


Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekendt

Slide 11 - Quizvraag


  1. Schrijf de regels voor het vormen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op.
  2. Schrijf de regels voor het vormen van de persoonsvorm in de verleden tijd op.
  3. Schrijf de regels voor het vormen van het voltooid deelwoord uit.  
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

ik - eerste persoon  enkelvoud
jij - tweede persoon enkelvoud
hij - derde persoon enkelvoud

wij - eerste persoon meervoud
jullie - tweede persoon meervoud
zij - derde persoon meervoud 

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1 (p. 163). 
Klaar? 
Ga verder met opdracht 2 (p. 267).




timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 1 (p. 163)
  1. Belandt (tt ev 3e pers.)
  2. geproduceerd (vd) 
  3. gebeurt (tt ev 3e pers.)
  4. wordt (tt ev 3e pers.)
  5. gerecycled (vd)
  6. schaadt (tt ev 3e pers.)
  7. berekend (vd)
  8. gegroeid (vd)
  9. aangeschaft (vd)
  10. Red (gebiedende wijs)

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 2 (p. 267)
  1. feliciteert (tt ev 3e pers.) / gefeliciteerd (vd)
  2. overleeft (tt ev 3e pers.) / overleefd (vd)
  3. coacht (tt ev 3e pers.) / gecoacht (vd)
  4. overtuigt (tt ev 3e pers.) / overtuigd (vd)
  5. beloont (tt ev 3e pers.) / beloond (vd)
  6. vertelt (tt ev 3e pers.) / verteld (vd)
  7. spamt (tt ev 3e pers.) / gespamd(vd)
  8. gebeurt (tt ev 3e pers.) / gebeurd (vd)
  9. racet (tt ev 3e pers.) / geracet (vd)
  10. verveelt (tt ev 3e pers.) / verveeld (vd)

Slide 16 - Tekstslide