Les 3 Afronden, product, quotiënt, som en verschil

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Planning + lesdoel

5 min: Start + inloggen Lesson Up

5 min: Oefenen afronden

15 min: Uitleg afronden

30 min: Werken

5 min: Afsluiting

Afronden in praktische situaties.

Rond af op twee decimalen:
156,75499

Rond af op één decimaal:
94,784943

Rond af op één decimaal:
94,784943

Rond af op duizendtallen:
43540

Rond af op honderdsten:
344,4593

Rond af op een geheel getal:
315,489

Praktische situaties

Je kunt de regels voor het afronden niet altijd gebruiken. Je moet soms naar de situatie kijken. 

• Kijk goed naar de situatie om te weten hoe je moet afronden.
• Geldbedragen rond je af op twee decimalen.
• Bij contante betalingen rond je af op vijf cent.

Voorbeeld 1

Chantal trakteert haar klasgenoten en de docent op ijs. Zij zit in een klas van 18 leerlingen. In een doos zitten 6 ijsjes. Hoeveel dozen koopt Chantal?

Voorbeeld 2:

Job doet boodschappen. Op de kassa staat 7,43 euro. Job betaald contant. Welk bedrag moet hij betalen?

Voorbeeld 3:

Jaap gaat zijn huis opnieuw schilderen. Hij heeft 20 vierkante meter muur. In één pot verf zit verf voor 9 vierkante meter. Hoeveel potten verf moet Jaap kopen? 

Bewerkingen:

Product = vermenigvuldigen

(factoren)

Quotiënt = delen

Som = optellen

(termen)

Verschil = aftrekken

Het product van 8 en 3

8 x 3 = 24 

Het quotiënt van 24 en 3 

24 : 3 = 8

De som van 8 en 3 =

8 + 3 = 11

Het verschil van 12 en 7 

12 - 7 = 5

Weektaak

Week 7 (15 t/m 19 oktober):

Les 1: 39, 40, 42, 43, 45, 47, 48, 49

Les 2: 51, 52, 54, 55, 57, 59, 60

Les 3: 62, 63 (bcefhi), 65 d tm i, 66 d tm i, 67, 68