Hoofdstuk 12 en 13 oefenen deel 2

Lesdoel
Oefenen door middel van een toets in Lessonup de stof van hoofdstuk 12 (basics..)
(Voor jullie een oefening om te kijken waar nog hiaten in jullie kennis voor de toets zitten)
Je kunt de regels toepassen en tot een naam komen voor organische verbindinngen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel
Oefenen door middel van een toets in Lessonup de stof van hoofdstuk 12 (basics..)
(Voor jullie een oefening om te kijken waar nog hiaten in jullie kennis voor de toets zitten)
Je kunt de regels toepassen en tot een naam komen voor organische verbindinngen

Slide 1 - Tekstslide

Een 1,2-additie aan een dubbele binding betekent dat er op de koolstoffen met nummer 1 en 2 een atoom toegevoegd wordt (waar of onwaar)
timer
1:00
A
waar
B
onwaar

Slide 2 - Quizvraag

Bij een "cis" verbinding bevinden de atomen of atoomgroepen zich tegenover elkaar (waar of onwaar)
timer
1:00
A
waar
B
onwaar

Slide 3 - Quizvraag

Een asymmetrisch koolstof atoom in een molecuul heeft spiegelbeeldisomeren
timer
1:00
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

2 asymmetrische koolstof atomen in een molecuul geeft..... stereoisomeren
timer
1:00
A
3
B
2
C
4
D
6

Slide 5 - Quizvraag

Van spiegelbeeldisomeren zijn de eigenschappen voor een groot deel overeenkomstig (waar of onwaar)
timer
1:00
A
waar
B
onwaar

Slide 6 - Quizvraag

Medicijnen met asymmetrische koolstofatomen worden niet als racemisch mengsel verkocht (waar of onwaar)
timer
1:00
A
waar
B
onwaar

Slide 7 - Quizvraag

Wat behoort tot de examenstof
- Cruciaal is de beschrijving van de 
naamgeving in het Binas boek
- Tabel 66C en 66D
- Dit nemen wij ook als leidraad want dit
kun je altijd raadplegen

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg naamgeving (1)
1) Start met de ruggengraat van een koolstofverbinding (stam)
Langste keten van C-atomen
Stam + uitgang (bijv. eth(aan), prop(een), but(yn) enz)
2) Als er een substituent is zijn er twee soorten: 1) tak (alleen C,H,  taknaam is stam + yl) of 2) karakteristieke groep (minimaal 1 heteroatoom)
3) Kun je de keten op meer manieren kiezen dan kies je de langste keten met het kleinste aantal vertakte takken

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg naamgeving (2)
4) Bij een koolstofverbinding met 1 soort karakteristieke groep, dan als achtervoegsel (zie tabel 66D), als achtervoegsel C atoom bevat dan wordt deze meegenomen in de stam
5) Wanneer verschillende karakteristiek groepen dan bepaalt de volgorde in tabel 66D welke je kiest, de andere karakteristieke groep wordt dan een voorvoegsel
6) Met meer karakteristieke groepen wordt de stam zo gekozen dat deze direct aan de stam vastzitten

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg naamgeving (3)
7) Meer dan een dubbele binding dan di, tri of tetra (zie tabel 66C)
8) takken altijd alfabetisch neerzetten in de naam (dus ethyl voor propyl)
9) Kies altijd de laagste nummering voor de benoeming van substituenten
10) Voor een ring zetten we cyclo (alifaten)
11) Benzeen (aromaat) is de stamnaam, maar als tak dan heet deze "fenyl"
12) methylbenzeen=tolueen en benzenol=fenol

Slide 11 - Tekstslide

Is de naamgeving nu duidelijk geworden
timer
0:30
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

timer
1:00
Wat vind je nog moeilijk in de naamgeving van chemische stoffen

Slide 13 - Woordweb

Huiswerk
Nalezen Binas 66 C en D
Nalezen van Stof die je moeilijk vindt.
Graag 3 vragen opsturen in Magister (naar eigen keuze)

Slide 14 - Tekstslide