3.3 Lezen

Welkom! 
Pak je laptop en log alvast in via Lessonup.app
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Pak je laptop en log alvast in via Lessonup.app

Slide 1 - Tekstslide

Wat neem je mee naar Nederlands?
  • Leesboek 
  • Schrift (voor aantekeningen en dictee)
  • Laptop
  • Werkboek*

Slide 2 - Tekstslide

3.3 Lezen

je kunt meningen en argumenten herkennen
je weet wat redengevende signaalwoorden zijn
je weet wat een betoog is
je weet wat een concluderend signaalwoord is
je kunt de hoofdgedachten van een tekst benoemen







Slide 3 - Tekstslide

Feiten en meningen
Hoe zat het ook alweer?

Slide 4 - Tekstslide

Het vmbo is een vervolgschool van de basisschool.
A
Feit
B
Mening

Slide 5 - Quizvraag

Ik ga met plezier naar school.
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quizvraag

Mening en argument
Als je vertelt wat je van iets vindt, dan geef je je mening. Vaak geef je daar een argument bij: de reden waarom je iets vindt. Hoe beter het argument is, hoe eerder de ander het met je eens zal zijn. 


Slide 7 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een signaalwoord

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Betoog
Een betoog is een tekst waarin de schrijver zijn mening geeft over een onderwerp. Hij wil dat de lezer het met hem eens wordt.
 

Een betoog bestaat bijna altijd uit drie delen:
• In de inleiding geeft de schrijver zijn mening over het onderwerp.
• In de kern geeft hij argumenten voor zijn mening.
• In het slot geeft hij zijn conclusie: hij herhaalt zijn mening of geeft een samenvatting.

Slide 11 - Tekstslide

Wat hoort bij elkaar?
inleiding
kern
slot
argumenten
conclusie
mening

Slide 12 - Sleepvraag

Conclusie
In het slot van een betoog lees je meestal in één zin wat het belangrijkste is wat de schrijver wil vertellen. Die zin is de conclusie: zijn eindoordeel. Meestal herhaalt de schrijver dan zijn mening of geeft hij een samenvatting van alle informatie.
 

Deze signaalwoorden geven een conclusie aan: dus, kortom, dan ook.
  • Het is dus belangrijk dat alle middelbare scholieren kunnen reanimeren.
  • Kortom, een reanimatiecursus moet op school verplicht worden.
  • In de toekomst zal dan ook een hele generatie kunnen reanimeren.

De conclusie is vaak een mening. Je hoeft het er dus niet mee eens te zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdgedachte

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp van een tekst zegt.

De hoofdgedachte schrijf je op in één zin.

Zo vind je de hoofdgedachte in een tekst:
1 Lees de inleiding, het slot en de titel van de tekst.
2 Bepaal het onderwerp van de tekst.
3 Schrijf in één zin op wat de schrijver over het onderwerp zegt.

De hoofdgedachte in een betoog is de mening over het onderwerp.


Slide 15 - Tekstslide

Bekijk tekst 2 op bladzijde 191 of bij opdracht 7 van 3.3 Lezen

Slide 16 - Tekstslide

Maak opdracht 7 en 8
  1. Zelfstandig (stil, 5 minuten, klaar = verder werken)
  2. Overleg met je groepje de antwoorden (5 minuten)
  3. Antwoorden bespreken
  4. Vragen? 
timer
5:00

Slide 17 - Tekstslide

Weektaak
3.3 Lezen opdr. 1 t/m 19
Taak 10 Lessonup

Volgende dinsdag af

Slide 18 - Tekstslide