Poëzie - Les 3

Laagland cursus 3 & 4
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Laagland cursus 3 & 4

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling poëzie - les 1 en 2
* Rijm
* Strofen
* Enjambement
* Sonnet  

Slide 2 - Tekstslide

In de file

Slide 3 - Tekstslide

Analyse gedicht
1a. Wat is het rijmschema van dit gedicht?
1b. Hoe noem je dit rijmschema?
1c. Noem een voorbeeld van alliteratie
1d. Noem een voorbeeld van assonantie
1e. Waar in het gedicht vind je een vorm van binnenrijm?
2. Is dit een modern of een klassiek gedicht? Leg uit.
3a. Dit gedicht is een sonnet. Waar kan je dit aan zien?
3b. Waar in het gedicht bevindt zich de wending? 


Slide 4 - Tekstslide

Poëzie - les 3
Beeldspraak

* Vergelijking
* Metafoor
* Metonymia
* Personificatie

Slide 5 - Tekstslide

Beeldspraak 
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Je spreekt in 'beelden'. 

Als je beeldspraak gebruikt, benoem je iets of iemand niet direct, maar gebruik je een ‘beeld’ om iets of iemand te typeren. 

We hebben vier verschillende vormen van beeldspraak:
1. Vergelijking 
2. Metafoor
3. Personificatie
4. Metonymia 

Slide 6 - Tekstslide

Vergelijking
De eenvoudigste vorm van beeldspraak is de vergelijking.  Je vergelijkt iets of iemand met iets anders, omdat er een overeenkomst is. Zowel het beeld als het object worden in de zin genoemd. 

Michael Johnson is sneller dan een bliksemschicht. 

Hiermee bedoel ik niet letterlijk dat Michael Johnson sneller is dan een bliksemschicht, want dan zou hij in staat moeten zijn om sneller dan 60.000 kilometer per seconde te lopen. Het gaat om de figuurlijke betekenis waarbij ik met 'sneller dan een bliksemschicht' eigenlijk bedoel 'heel erg snel'.

Slide 7 - Tekstslide

Metafoor
De metafoor is binnen de poëzie de meest voorkomende vorm van beeldspraak. Wat een metafoor is, kan wellicht het best worden uitgelegd aan de hand van het volgende voorbeeld.
In de volgende zin staan drie metaforen. 

Als student woonde ik in een zwijnenstal, maar toen mijn vriendin bij mij in kwam wonen, toverde zij ons appartement om tot een paleis.

De ik-persoon uit bovenstaande zin woonde niet letterlijk in een zwijnenstal, maar in een woning dat net zo smerig was als een zwijnenstal. Het woord zwijnenstal wordt hier in een figuurlijke betekenis gebruikt als: 'een omgeving die heel erg vies is'. Ook 'toverde' en 'paleis' worden in bovenstaande zin op figuurlijke wijze gebruikt.


Slide 8 - Tekstslide

Personificatie
Personificatie is een vorm van beeldspraak waarbij de dichter menselijke eigenschappen of menselijk gedrag toekent aan abstracte begrippen of levenloze objecten.

Het gevaar loerde op elke straathoek van Manhattan.
Aan de waterkant stoeit de wind met het riet.
Die zak met M&M's roept al de hele tijd naar mij. 

Slide 9 - Tekstslide

In de file

Slide 10 - Tekstslide

Metonymia
De lastigste...

Deze beeldspraak berust op een ander verband tussen object en beeld. Men noemt bijvoorbeeld één opvallend kenmerk of een merk/naam. Ook kan iemand een geheel noemen, terwijl hij maar een deel bedoelt (of andersom)

* Ongelooflijk hard schopte hij het leer in de touwen
* Heb jij de laatste Rembrandt al gezien in het Rijksmuseum?
* We dronken nog een glaasje mee.
* Nederland verloor van Portugal met 0-2.
* De bemanning van het schip bestond uit dertig koppen

Slide 11 - Tekstslide

Even oefenen
Welke vorm van beeldspraak zie je in de volgende voorbeelden?
Vul het juiste antwoord in ! 

Slide 12 - Tekstslide

'Heb jij de nieuwste Spielberg al gezien?' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor
D
personificatie

Slide 13 - Quizvraag

'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor
D
personificatie

Slide 14 - Quizvraag

'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
metonymie
D
vergelijking

Slide 15 - Quizvraag

'We brachten drie flessen mee naar het feestje.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 16 - Quizvraag

'De golven aaien de zwemmers'. Welke vorm van beeldspraak is dit?

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 17 - Quizvraag

'Die engel heeft een grote pan soep gemaakt'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 18 - Quizvraag

'Mijn buurman, een boom van een vent kan zo die muur slopen'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 19 - Quizvraag