les 12 poëzieanalyse 2

5h poëzieanalyse les 2
Let op! Veranderingen in de plattegrond!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5h poëzieanalyse les 2
Let op! Veranderingen in de plattegrond!

Slide 1 - Tekstslide

De vorige les
  • Ik weet wat ik moet kunnen op het SE poëzieanalyse 
  • Ik lees en luister poëzie
  • Ik kan een vergelijking,
                            metafoor,
                            personificatie en
                            metonymia herkennen.





Slide 2 - Tekstslide

Herhaling en nieuwe theorie
In de toetsweek, weging 10, 45 minuten
Ik kan…
  • Rijmschema’s herkennen (eindrijm en beginrijm)
  • Beeldspraak herkennen (vergelijking, metafoor, personificatie, metonymia)
  • Stijlfiguren herkennen (hyperbool, antithese, repetitio, paradox, eufemisme, understatement, woordspeling)
  • Dichtvormen herkennen (limerick, haiku, sonnet, visuele poëzie, naamdicht, pastiche)
  • Je leert het door te oefenen, literair talent is niet nodig!

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling en nieuwe theorie
Terugblik theorie
Opdracht A nakijken
Beeldspraak in liedje van BLØF
Uitleg stijlfiguren
Verder oefenen

Slide 4 - Tekstslide

Reader
Poëzie-analyse p. 2
  • bladspiegel anders dan bij proza
    (lege ruimte op de pagina)
  • versregels in groepje 
  • spelen met taal
  • nieuwe woorden (neologismen)
  • enjambement

Slide 5 - Tekstslide

Reader
Poëzie-analyse p. 2
  • bladspiegel anders dan bij proza
    (lege ruimte op de pagina)
  • versregels in groepje 
  • spelen met taal
  • nieuwe woorden (neologismen)
  • enjambement
Strofen

Slide 6 - Tekstslide

Om een gedicht te kunnen analyseren
Leer je over rijm,
                            beeldspraak,
                                   stijlfiguren,
                                                verschillende dichtvormen

Slide 7 - Tekstslide

Beeldspraak
  • Vergelijking


  • metafoor
  • personificatie
  • metonymia
- met als
-zonder als 

Slide 8 - Tekstslide

Beeldspraak
  • Vergelijking


  • metafoor
  • personificatie
  • metonymia
- met als
-zonder als 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht A nakijken
1. Metafoor (voet van de berg)
2. Vergelijking zonder als. Leraar: object, beeld dictator)
3. Metafoor (zwijnenstal), metafoor (toverde), vergelijking zonder als (appartement, paleis)
4. Metonymia (zaal > mensen in de zaal (verpakking/omhulsel i.p.v. inhoud))
5. Personificatie (toekomst lachte toe)
6. Metonymia (neuzen tellen > mensen tellen (deel voor geheel))
7. Metafoor (bittere woorden)
8. Personificatie (hoestende en proestende auto)
9. Metonymia (maker i.p.v. object, Picasso)
10. metafoor (viel in goede aarde)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Zoek metafoor en personificatie

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Beeldspraak
  1. Je buien maken vlekken op mijn hagelwit humeur
  2. Mijn handen op je heupen, maar mijn hoofd al bijde deur
  3. Mijn huis beschermt niet meer
  4. Het regent harder dan ik hebben kan, harder dan ik drinken kan.
  5. Je buien zijn de wolken aan mijn hemelsblauw humeur.
  6. Je ogen ontkennen elke kleur.
  7. Je buien zijn te donker.

Slide 14 - Tekstslide

Stijlfiguren
  1. Lezen: blz. 6 van je reader

Slide 15 - Tekstslide

Noteer het stijlfiguur Kies uit: hyperbool, understatement, paradox, antithese, repetitio, woordspeling, eufemisme.
  1. Mijn vrienden ik steunen elkaar door dik en dun.
  2. ‘Ik zie mezelf liever als een rijpe vrouw,’ zei het 70-jarige model.                   
  3.                     
  4. Kalm aan en rap een beetje!
  5. Die les was niet bepaald interessant.
  6. Pas toen het donker was, vond hij het licht.
  7. “We hebben besloten om de samenwerking te beëindigen,” zei de directeur toen hij mij ontsloeg.

Slide 16 - Tekstslide

Beeldspraak en stijlfiguren
Maak opdracht B en C

Voor het volgende lesuur:
Maak van het examen 2024 (tijdvak 2) bij tekst 2 vraag 12-19

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 2
  1. Vergelijking met als
  2. Metafoor (een veilige plek)
  3. Personificatie
  4. Vergelijking zonder als
  5. Metafoor (aan lager wal geraakt)
  6. Metafoor (die roestbak)
  7. Metonymia (de ijzers > materiaal)








Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 2
  • 8. Metafoor
  • 9. Personificatie
  • 10. Vergelijking met als
  • 11. Metafoor (bergen werk)
  • 12. Metonymia (Adel, maker)
  • 13. Vergelijking zonder als
  • 14. Metafoor (slootwater)

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 3
  1. woordspeling
  2. eufemisme
  3. hyperbool
  4. antithese
  5. paradox
  6. understatement
  7. repetitio








Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 3
  • 8. antithese
  • 9. paradox 
  • 10. antithese 
  • 11. hyperbool 
  • 12. eufemisme 
  • 13. repetitio 
  • 14. understatement 

Slide 21 - Tekstslide