Formuleren H1 KEUW

Formuleren H1: Zinnen correct begrenzen 

Aan het eind van de les:
  • kun je zinnen correct begrenzen. 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formuleren H1: Zinnen correct begrenzen 

Aan het eind van de les:
  • kun je zinnen correct begrenzen. 

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling klas 2
  • enkelvoudige vs. samengestelde zinnen
  • hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 2 - Tekstslide

Waar moet de punt?
Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.

Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, we vermaakten ons prima.

Slide 3 - Tekstslide

Waar moet de punt?
Gisteren gingen we zwemmen. Hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.

Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was. We vermaakten ons prima.

Slide 4 - Tekstslide

Zoek de persoonsvormen in onderstaande zinnen. 


1. Piet zit met een colaatje in de tuin.

2. Mijn moeder doet boodschappen, daarna gaat ze naar de               kapper.

3. Waarom moeten wij altijd ons huiswerk maken?


Slide 5 - Tekstslide

Zoek de persoonsvormen in onderstaande zinnen. 


1. Peter zit met een colaatje in de tuin.

2. Mijn moeder doet boodschappen, daarna gaat ze naar de               kapper.

3. Waarom moeten wij altijd ons huiswerk maken?

Slide 6 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker. 


Samengestelde zin: zin met meer dan 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes. 

Slide 7 - Tekstslide

Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met 6 kinderen
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 8 - Quizvraag

Hoofd- en bijzinnen
Als een zin twee persoonsvormen heeft, is het een samengestelde zin. Deze samengestelde zin bestaat uit hoofdzinnen of hoofd- en bijzinnen.

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdzin

De hoofdzin kun je op de volgende manier herkennen:


  • Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen. 
  • De persoonsvorm staat voorin de zin; het is het eerste of tweede zinsdeel.

Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes.

Slide 10 - Tekstslide

Bijzin

De bijzin kun je op de volgende manier herkennen:


  • Het onderwerp en de persoonsvorm staan niet naast elkaar. Je kunt er andere zinsdelen tussen zetten. 
  • De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Omdat Evelien graag koekjes bakt, werkt zij bij de bakker.

Slide 11 - Tekstslide

Samengevat
Hoofdzin:
Pv en ow naast elkaar
Pv staat vooraan, als tweede zinsdeel.

Bijzin:
Pv en ow niet naast elkaar
Pv staat achteraan.
Je kan het (vaak) vervangen door 1 woord (een naam, dan, daardoor enz)

Slide 12 - Tekstslide

Samengestelde zinnen:
Twee of meer hoofdzinnen:
  • Hoofdzin + hoofdzin

Hoofdzin + meerdere bijzinnen:
  • Hoofdzin + bijzin + bijzin (kan ook andere volgorde zijn).

Meerdere hoofdzinnen + meerdere bijzinnen
  • Hoofdzin + hoofdzin + bijzin (kan ook andere volgorde zijn).

Slide 13 - Tekstslide

Skatend op het schoolplein kwam Henry ten val.
A
1x HZ
B
2x HZ
C
BZ + HZ
D
HZ + BZ

Slide 14 - Quizvraag

Wat heb je hier?

Hij mag altijd eerst, tenzij hij voetbaltraining heeft.

A
HZ + BZ
B
BZ + HZ

Slide 15 - Quizvraag

Wat heb je hier?

In het nieuwe restaurant stond de ober al op ons te wachten en hij begroette ons hartelijk.

A
HZ + BZ
B
BZ + HZ
C
HZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 16 - Quizvraag

Toen ze genoeg getraind had, liep ze de marathon.
Wat is de bijzin?
A
Toen ze genoeg getraind had.
B
liep ze de marathon

Slide 17 - Quizvraag

Ze vond dat ze een goede tijd had neergezet.
Wat is de bijzin?
A
Ze vond
B
Ze vond dat
C
dat ze een goede tijd had neergezet.

Slide 18 - Quizvraag

Lees de volgende zin. Het gedeelte tussen haakjes is een:

Als je dat nog een keer zegt, ( word ik boos ).
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 19 - Quizvraag

Zinnen correct begrenzen

Slide 20 - Tekstslide

Zinnen correct begrenzen
  • Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  • In een samengestelde zin worden de zinnen vaak van elkaar onderscheiden door een komma, een puntkomma of een dubbele punt.
  • Je kunt zinnen ook samenvoegen, maar dan moet je een voegwoord gebruiken (want, omdat, maar, ....)

Slide 21 - Tekstslide

Zinnen correct begrenzen
  • Hoofdzin + hoofdzin: je zet een punt tussen de twee zinnen. 
Tijdens de vakantie heeft Monique veel uitgeslapen. Ze hoefde haar wekker niet te zetten.

  • Hoofdzin + bijzin: zet een komma of gebruik een voegwoord. 
Tijdens de vakantie heeft Monique veel uitgeslapen, omdat ze haar wekker niet hoefde te zetten.

Slide 22 - Tekstslide

Zinnen correct begrenzen
  • Waarom is deze zin fout?

 *Veel mensen vinden het moeilijk om nee te zeggen. Omdat ze bang zijn een ander te kwetsen.

Slide 23 - Tekstslide

Zinnen correct begrenzen
  • Waarom is deze zin fout?


 *Veel mensen vinden het moeilijk om nee te zeggen. Omdat ze bang zijn een ander te kwetsen.

Een bijzin die zinsdeel is in een samengestelde zin, wordt als losse zin geschreven

Slide 24 - Tekstslide

Zinnen correct begrenzen
  • Waarom is deze zin fout?


–*Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door Duitsland bezet, hier kwamen veel mensen tegen in opstand.


Slide 25 - Tekstslide

Zinnen correct begrenzen
  • Waarom is deze zin fout?


–*Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door Duitsland bezet, hier kwamen veel mensen tegen in opstand.
Twee zelfstandige zinnen (hoofdzinnen) worden ten onrechte samengevoegd


Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag!
Ga zelfstandig aan de slag:
  • Formuleren hfst. 1:  blz 32 en 33 opdr. 1 tm 4

Klaar? 
  • Huiswerk van gisteren (blz 30 en 31 opdr 1 tm 4)
timer
20:00

Slide 27 - Tekstslide