Enquete maken

Enquêtes en interviews
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Enquêtes en interviews

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het meest bizarre dat je ooit hebt gegeten?

Slide 2 - Open vraag

Welke film of serie kun je blijven kijken zonder je te vervelen?

Slide 3 - Open vraag

Stel je mocht een eigen feestdag verzinnen, hoe zou die eruitzien en wat vieren we?

Slide 4 - Open vraag

Als je een eigen restaurant zou openen, wat voor eten zou je serveren en hoe zou het heten?

Slide 5 - Open vraag

Wat zou je kiezen: altijd 30 minuten te laat zijn of altijd een uur te vroeg?
A
30 minuten te laat
B
1 uur te vroeg

Slide 6 - Quizvraag

Altijd sokken dragen die nat zijn, of altijd een jeukende trui aanhebben?
A
Jeukende trui
B
Natte sokken

Slide 7 - Quizvraag

Zou je liever altijd alles vergeten wat je zegt of alles wat anderen tegen jou zeggen?
A
Wat je zegt vergeten
B
Wat anderen tegen jou zeggen vergeten

Slide 8 - Quizvraag

theorie

Slide 9 - Tekstslide

Waar zou je enquêtes voor kunnen gebruiken?

Slide 10 - Woordweb

Wanneer spreek je van een goede enquête?

Slide 11 - Open vraag

Kenmerken van een Goede Enquête
Duidelijke Doelen: Specifieke onderzoeksdoelen en relevante vragen.
Relevante Vragen: Gerichte en begrijpelijke vragen die aansluiten bij het doel.
Logische Volgorde: Begin met makkelijke vragen en eindig met gevoeligere.
Eenduidige Taal: Simpele, duidelijke taal zonder jargon.
Neutrale Vraagstelling: Vragen zonder sturing of bias.
Juiste Antwoordopties: Volledige en passende antwoordkeuzes.
Korte Duur: Maximaal 10-15 minuten voor de respondent.
Testen: Voer een pilot uit om problemen op te merken.
Representatieve Steekproef: Gericht op de juiste doelgroep.
Actiegerichte Data: Gegevens die bruikbaar zijn voor besluitvorming

Slide 12 - Tekstslide

Enquête waar te beginnen
Inleiding/ voorwoord op Enquete schrijven
1. Voorbereiding & enquete opzet maken
2. Vraagstelling van de enquête
3. Schaling van de enquête
4. Controle en uitvoeren van de enquete



Slide 13 - Tekstslide

Verslaglegging?
1. Wat wil je bereiken met je enquête?
2. Hoe ga je dit bereiken?
3. Onderbouwing enquête.

Slide 14 - Tekstslide

Doelen enquete
  1. Behoeften en wensen van klanten begrijpen
  2. Klanten- en marktsegmentatie
  3. Concurrentieanalyse
  4. Tevredenheid en loyaliteit van klanten meten
  5. Nieuwe product- of dienstontwikkeling
  6. Markttrends en veranderingen begrijpen
  7. Prijsbepaling en prijsgevoeligheid
  8. Klanttevredenheid na aankoop
  9. Marktonderzoek voor locatie of distributie
  10. Aankoopgedrag en koopbeslissingen begrijpen

Slide 15 - Tekstslide

Definieer het doel van je onderzoek
Bepaal wat je wilt onderzoeken en welke inzichten je nodig hebt.
Analyseer je product of dienst
Breng in kaart wie baat heeft bij je product/dienst.
Bepaal demografische factoren
Overweeg kenmerken zoals leeftijd, geslacht, locatie, inkomen en opleidingsniveau.
Overweeg psychografische factoren
Denk aan interesses, waarden, koopgedrag en levensstijl.
Definieer je steekproefgrootte
Bereken hoeveel respondenten je nodig hebt voor betrouwbare resultaten.
Stel inclusie- en exclusiecriteria op
Beslis wie wél en wie níet tot je doelgroep hoort.
Test en controleer je doelgroep
Voer een testpilot uit en evalueer of je de juiste doelgroep bereikt.

Hoe kom je achter je doelgroep?

Slide 16 - Tekstslide

Inleiding enquête
Begin je enquete met een woord vooraf of inleiding:
- waarin je je voorstelt
- de aanleiding
- de onderzoeksvraag
- duur van de enquete
- hoe inleveren; waar en voor wanneer?
- beschrijf de terugkoppeling van de uitkomst

Slide 17 - Tekstslide

1. Voorbereiding & enquête opzet maken
1. Bepaal eerst:  Wat wil je weten? Wat wil je bereiken? En heel belangrijk hoe wil je de resultaten analyseren?

2. Vertaal de onderzoeksvraag naar een aantal punten en werk deze punten uit in een aantal concrete vragen.

3. Wat betreft de indeling van de enquête, begin met de meest relevante en interessante enquêtevragen, welke het belangrijkste? Demografische en persoonlijke vragen komen dus achteraan! (vraag naar functie/ leeftijd/ afdeling/locatie)

Slide 18 - Tekstslide

5. Bepaal hoe lang (tijd) de enquête mag duren, maak de enquête vooral niet te lang!
 
6. Verdeel vragen over diverse groepen of categorieën.

7. Zorg ervoor dat de enquêtevragen alle benodigde antwoordcategorieën afdekken. Houd dus bij het opstellen steeds je doelstellingen in de gaten!

8. Laat ruimte vrij op het einde van de enquête voor eventuele opmerkingen, dit vinden sommige respondenten prettig, daarnaast kan het u nieuwe inzichten geven over het desbetreffende onderwerp

Slide 19 - Tekstslide

2. Vraagstelling van de enquête
1.  Gebruik duidelijke omschrijvingen en vermijd moeilijke of onduidelijke omschrijvingen zoals ‘dynamisch’, ‘innovatief’, etc. 
2. Vermijd het gebruik van dubbele ontkenningen.
3. Zoveel mogelijk multiple choice vragen.
4. Zoveel mogelijk dezelfde antwoordschaal
niet - matig - voldoende - goed / 1-2-3-4-5
5. Vraag maar één ding tegelijk.
6. Geen suggestieve vragen


Slide 20 - Tekstslide

3. Schaling van de enquête

1. gebruik altijd evenveel positieve als negatieve antwoordmogelijkheden.

Bijvoorbeeld een 4 puntschaal.

1 = helemaal mee oneens
2 = mee oneens
3 = mee eens
4 = helemaal mee eens
of

5 puntschaal.
1= helemaal mee oneens
2=mee oneens
3= niet eens/niet oneens
4= mee eens
5= helemaal mee eens


Meer antwoordmogelijkheden worden vaak gebruikt om een nauwkeuriger beeld te krijgen van de respondent.

Houd er rekening mee dat respondenten vaak niet kiezen voor uitersten. Hier zijn een aantal manieren voor, om dit tegen te gaan, bijvoorbeeld door geen neutrale antwoordmogelijk te geven, zo wordt de respondent gedongen een keuze te maken 

Slide 21 - Tekstslide

 6.Zorg ervoor dat de enquêtevragen gemakkelijk (met de computer) te verwerken zijn (zie websites)

7. Houd rekening met de context waarin de enquêtevragen gesteld worden.
8. Houd er rekening mee dat bepaalde enquêtevragen gevoelig liggen.
9. Formuleer de vragen niet te persoonlijk of bedreigen.

Slide 22 - Tekstslide

Websites - enquetes maken
- Google Forms

- Microsoft Forms

- Surveymonkey.com

-Survio.com

Slide 23 - Tekstslide

Maak een enquetevraag -meerkeuzeopties

Slide 24 - Open vraag

Maak een enquetevraag -
antwoordschaal

Slide 25 - Open vraag

Heb je nog vragen omtrent enquêtes?

Slide 26 - Woordweb

Voorbeelden vragen: product behoefte en aankoopgedrag
  1. Hoeveel huisdieren bezit u?
  2. Wat voor soort huisdieren heeft u? (Meerdere antwoorden mogelijk)
  3. Welke producten koopt u het vaakst voor uw huisdier? (Meerdere antwoorden mogelijk)
  4. Hoe belangrijk is de prijs van een product voor uw huisdier bij het doen van een aankoop?
  5. Wat zijn de grootste uitdagingen of problemen die u tegenkomt bij de verzorging van uw huisdier?
  6. Zijn er producten die u momenteel mist in de markt voor huisdieren, die volgens u nuttig zouden zijn?
  7. Waar koopt u doorgaans de meeste producten voor uw huisdier?
  8. Hoe vaak koopt u nieuwe producten voor uw huisdier?
  9. Welke merken voor huisdierproducten gebruikt u het meest?
  10. Hoe belangrijk is klantenservice voor u bij het kopen van producten voor uw huisdier? (bijvoorbeeld retourzendingen, advies, snelle levering)

Slide 27 - Tekstslide

Interview
Je kunt ook kiezen voor het afnemen van interviews
- spreek vooraf af welke vragen je gaat stellen
- maak na het interview gelijk een samenvatting
- maak afspraken over de verwerking van de uitkomsten
- vraag toestemming voor het noemen van naam en functie

Slide 28 - Tekstslide

Wat is een interview?
De tekst is een interview.
Een interview is een vraaggesprek.
Iemand stelt vragen.
Dat is de interviewer.
En iemand anders geeft antwoord.


Slide 29 - Tekstslide

De gesloten vraag

 Gesloten vragen; dit zijn vragen waar je alleen ja of nee op kan beantwoorden


Slide 30 - Tekstslide

Open en gesloten vragen
Vraag
Antwoord
Verbredende vraag
Verdiepende vraag
Open vraag
Wat heb je vandaag allemaal gedaan?
Eerst ben ik naar de stad geweest. Daarna ben ik uiteten geweest.
En wat heb je 's avonds nog gedaan?
Hoe is de wedstrijd afgelopen?
Gesloten vraag
Ben je nog naar de stad geweest?
Nee.
Heb je nog gevoetbald?
???

Slide 31 - Tekstslide

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Vind je de nieuwe iPhone mooi?

Slide 32 - Open vraag

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Bent u blij met uw baan?

Slide 33 - Open vraag

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Hebben jullie gezien wat er gebeurd is?

Slide 34 - Open vraag

Bedenk nu 5 vragen die je jongeren kunt stellen over hoe zij hun opleiding ervaren.

Slide 35 - Open vraag

Het interview:
  • Je stelt jezelf altijd eerst netjes voor
  • Legt uit wat je met het interview wilt bereiken
  • Je hebt je vragen uitgewerkt op een vel papier bij je, niet aflezen van je  telefoon

Slide 36 - Tekstslide

Hoe bereid je een interview voor?
  • Maak voor jezelf een vragenlijst met de belangrijkste vragen.
  • Durf ook van je vragenlijstje af te wijken: luister goed naar de geïnterviewde en vraag door wanneer dat nodig is.
  • Schrijf in steekwoorden mee of neem het gesprek op met je mobiel.
  • Voor je weggaat: vraag na of je de naam van de geïnterviewde goed hebt gespeld.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Link