Week 4 - samenstellingen en hen/hun

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1,2

Nederlands

10 en 11 mei 2022

Lesdoelen

• je weet wanneer je woorden aan elkaar moet schrijven;
• uitleg hen/hun
• oefenen!

Zij, hun of hen?

Is het een:

- onderwerp? Dan vul je zij in.

- lijdend voorwerp? Dan vul je hen in.

- meewerkend voorwerp zonder voorzetsel? Dan vul je hun in.

Let op:

- na een voorzetsel (bv: op, aan, met, van) komt hen

- hun wordt ook gebruikt als bezittelijk voornaamwoord (dat is hun auto)

Welk zinsdeel is hun in de volgende zin:
Zij hebben hun een cadeau gegeven.

1. Onderwerp
2. Meewerkend voorwerp
3. Lijdend voorwerp

Welk zinsdeel is zij in de volgende zin:
Zij hebben hun een cadeau gegeven.

1. Onderwerp
2. Meewerkend voorwerp
3. Lijdend voorwerp

Welk zinsdeel is hen in de volgende zin:
Wij hebben hen verraden

1. Onderwerp
2. Lijdend voorwerp
3. Meewerkend voorwerp

• Oefening hen/hun/zij maken

Herhaling

Voor de vakantie hebben we het gehad over samenstellingen en wel/geen 'n'.

We gaan kort even kijken wat jullie daar nog van weten.

Samenstellingen

Schrijf -en als het eerste deel van de samenstelling een meervoud op -en heeft.

Let op bij de volgende zaken:

• Als het eerste deel van het woord verwijst naar iemand of iets waar er  maar één van is, dan        schrijf je één 'e': maneschijn.

• Als het om een bijvoeglijk naamwoord gaat dat door het eerste deel versterkt wordt, dan            schrijf je een 'e':  beregoed, apetrots.

• Als het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is dat geen meervoud heeft,        schrijf je 'e':  rijstepap.
• Als het meervoud alleen een -s krijgt of eindigt met een stomme -e +n/+s:  groentesoep.

• Als het eerste deel van een werkwoord komt: spinnewiel, huilebalk.

00:15

Hoe schrijf je het?

1. staaldraad-bedrijf
2. staaldraadbedrijf
3. staaldraad bedrijf
4. staal-draad-bedrijf

00:46

woonachtig / woonplek
Welke stelling is waar?

1. Beide zijn voorbeelden van samenstellingen.
2. Alleen 'woonachtig' is een samenstelling.
3. Alleen 'woonplek' is een samenstelling.
4. Beide zijn geen voorbeelden van een samenstelling.

01:15

Hoe schrijf je voluit het getal 22?

1. tweeëntwintig
2. twee-en-twintig
3. tweëntwintig
4. twee en twintig

01:16

Hoe schrijf je voluit het getal 4003?

1. vierduizenddrie
2. vier-duizend-drie
3. vier duizend drie
4. vierduizend drie

01:39

Welke zin is juist geschreven?

1. Ik kijk ertegen op.
2. Ik kijk ertegenop.
3. Ik kijk er tegen op.
4. Alle antwoorden zijn onjuist.

02:16

1. Er is een te veel aan werknemers.
2. Jij hebt te veel gegeten.
Welke stelling is juist?

1. Beide zinnen zijn juist geschreven.
2. Beide zinnen zijn onjuist geschreven.
3. Alleen zin 1 is juist gescrheven.
4. Alleen zin 2 is juist geschreven.

Korte opdracht

'Nederlands oefening samenstellingen'