5.3 Het zenuwstelsel

5.3 Het zenuwstelsel
- Voorkennis
- Uitleg over het zenuwstelsel
- Aan de slag
Leerdoelen
5.3.1 Je kunt de bouw, functies en werking van de verschillende delen van het zenuwstelsel beschrijven.
5.3.2 Je kunt de bouw en signaalverwerking van de verschillende typen zenuwcellen beschrijven.
5.3.3 Je kunt de bouw, functies en werking van de hersenen en het ruggenmerg beschrijven.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

5.3 Het zenuwstelsel
- Voorkennis
- Uitleg over het zenuwstelsel
- Aan de slag
Leerdoelen
5.3.1 Je kunt de bouw, functies en werking van de verschillende delen van het zenuwstelsel beschrijven.
5.3.2 Je kunt de bouw en signaalverwerking van de verschillende typen zenuwcellen beschrijven.
5.3.3 Je kunt de bouw, functies en werking van de hersenen en het ruggenmerg beschrijven.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieren
Rode bloedcellen
Rood beenmerg
EPO
Lever
Adrenaline
Bijnier
Geel beenmerg

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als ik meer ADH heb, dan moet ik...
A
meer plassen
B
minder plassen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adrenaline wordt gemaakt in de ...

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Brugklasstof

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van het zenuwstelsel?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zintuigcellen zetten prikkels om in (...)

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een impuls?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de weg van het geluid naar je hersenen?
-->
-->
-->
-->
-->
-->
Je bent je nu bewust van de prikkel
Je hersenen beslissen hoe je op de prikkel gaat reageren
Je hersenen sturen berichten via de zenuwen
De berichten van je hersenen "vertellen" hoe je lichaam moet reageren. 
Elk zintuig zet prikkels om in berichten. Deze berichten heten impulsen
Zenuwen brengen deze berichten naar je hersenen

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lichtprikkels van de patat komen op zintuigcellen in                               . Impulsen lopen via                                      naar de                                                     , waar je je bewust wordt van de waarneming. Dan worden er impulsen via het 
doorgegeven aan de armspieren door
                                       . Je pakt de patat.
het oog
hersenen
ruggenmerg
gevoelszenuwen
bewegingszenuwen

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het zenuwstelsel: communicatienetwerk van je lichaam
Centraal zenuwstelsel (CZS):  hersenen + ruggenmerg
Perifeer zenuwstelsel: alle zenuwcellen in de rest van het lichaam

Op basis van functie:
Animale zenuwstelsel: bewuste reacties, houding/beweging
van het lichaam en reflexen.
Autonome zenuwstelsel: werking van inwendige organen, niet
onder invloed van wil.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalverwerking
Prikkel = invloed uit het milieu.

1. Zintuigcellen zetten prikkels om in impulsen.
2. Zenuwcellen geleiden de impulsen naar het
centrale zenuwstelsel.
3. Centrale zenuwstelsel (hersenen) verwerkt de
impulsen --> stuurt impulsen naar spieren en klieren.
4. Spieren/klieren reageren op de impulsen = reactie.


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwcellen


Zenuwweefsel bevat zenuwcellen (neuronen).
Zenuwcel = cellichaam met uitlopers. Alle cellichamen van zenuwcellen liggen in of dichtbij het centrale zenuwstelsel.

Dendriet = uitloper zenuwcel: ontvangt impulsen en geleidt ze naar cellichaam.
Axon = geleidt impulsen van cellichaam af. Een axon is een lange uitloper die aan het einde vertakt. Axonen zitten aangesloten op doelwitcellen. Dat kunnen andere zenuwcellen zijn, maar ook spiercellen of kliercellen.
Myelineschede: bestaat uit cellen van Schwann. Zorgt voor snelle impulsgeleiding.



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Impulsoverdracht (1)
Impulsen kunnen worden overgedragen van de ene zenuwcel naar de andere zenuwcel via de synapsen (uiteinde vertakking axon).

De synaps is het contactpunt van het axon en een doelwitcel.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Impulsoverdracht (2)
Aan het uiteinde van een axon zitten blaasjes met neurotransmitters (signaalmoleculen).

Impuls: blaasjes versmelten met celmembraan --> neurotransmitters komen vrij in synaptische spleet --> binden aan receptoren in membraan doelwitcel --> reactie.

Daarna: nt's laten los --> weer opgenomen door axon of afgebroken in spleet --> zo geen nieuwe impuls.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Typen zenuwcellen
Gevoelszenuwcellen = impulsen van zintuigcellen naar CZS (cellichaam vlakbij CZS).
Schakelcellen = impulsen binnen CZS.
Bewegingszenuwcellen = impulsen van CZS naar spieren en klieren (cellichamen in CZS).

Zenuw = bevat uitlopers van 
gevoels- en bewegings
zenuwcellen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 typen zenuwcellen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
5.3 opdracht 22 t/m 25 (26 t/m 32)

Klaar?
- Samenvatten
- Oefenen op biologiepagina.nl

Laatste 5 - 10 min.: leerdoelencheck.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen
Ruggenmerg

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Via welke zenuwcellen worden impulsen geleidt van de zintuigcellen naar het CZS?
A
Motorische zenuwcel
B
Sensorische zenuwcel
C
Schakelcel

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom lopen impulsen altijd van axon -> dendriet maar niet van dendriet -> axon?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt nummer 1 genoemd?
A
Dendriet
B
Axon
C
Synaps
D
Myeline

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Neurotransmitters
Doelwitcel
Receptor
Uiteinde van axon
Synaptische spleet

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

5.3 Het zenuwstelsel
- Voorkennis
- Uitleg over het zenuwstelsel
- Aan de slag

Voorkennis:
1. Wat is het verschil tussen het centrale en het perifere zenuwstelsel?
2.Uit welke drie onderdelen bestaan de hersenen?
3. Wat is een myelineschede?
Leerdoelen
5.3.1 Je kunt de bouw, functies en werking van de verschillende delen van het zenuwstelsel beschrijven.
5.3.2 Je kunt de bouw en signaalverwerking van de verschillende typen zenuwcellen beschrijven.
5.3.3 Je kunt de bouw, functies en werking van de hersenen en het ruggenmerg beschrijven.

Slide 26 - Tekstslide

1. Centraal: hersenen en ruggenmerg, perifeer: zenuwen
2. Grote hersenen, kleine hersenen en hersenstam
3. Bestaat uit cellen van Schwann, zit om axon heen voor snelle impulsgeleiding.
Hersenen
Omgeven door hersenvliezen: bescherming.
In de holten wordt hersenvocht aangemaakt --> voor bescherming, transport en juiste temperatuur.

Hersenen:
- Grote hersenen
- Kleine hersenen
- Hersenstam

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking
Impulsen van linkerhelft lichaam --> rechterhelft hersenen en
andersom.

Grote hersenen = bewustwording van waarnemingen +
impulsen voor aansturen bewuste bewegingen.

Kleine hersenen = handhaven evenwicht en coördinatie
van bewegingen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grote en kleine hersenen: linkerhelft - hersenbalk - rechterhelft

Hersenschors = cellichamen
van schakelcellen (grijze stof).
Hersenmerg = uitlopers van 
schakelcellen (witte stof).

Hersenstam = verbinding tussen
g+k hersenen en ruggenmerg. Belangrijke
functies: hartritme, ademhaling, bloeddruk.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hersenschors gebieden (binas 88C)
Plaats in de hersenschors waar impulsen 
aankomen en worden verwerkt.

Rechts en links zijn ook verschillend,
bijv. gezichten herkennen beter met
rechts en spreken meer links.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruggenmerg = gemengde zenuwen
Rugkant: uitlopers van gevoelszenuwcellen verbonden aan schakelcellen.
Buikkant: uitlopers van bewegingszenuwcellen (cellichamen in ruggenmerg)
Witte stof = uitlopers schakelcellen
Grijze stof = cellichamen schakel (rug) en 
cellichamen bewegingszc (buik)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
5.3 opdracht (22 t/m 25) 26 t/m 32 (gebruik BINAS!)

Klaar?
- Opdrachten nakijken (en verbeteren)

Dan samenvatten of oefenen op biologiepagina.nl

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies