5.3 Het zenuwstelsel

5.3 Het zenuwstelsel
- Voorkennis
- Uitleg over het zenuwstelsel
- Aan de slag
Leerdoelen
5.3.1 Je kunt de bouw, functies en werking van de verschillende delen van het zenuwstelsel beschrijven.
5.3.2 Je kunt de bouw en signaalverwerking van de verschillende typen zenuwcellen beschrijven.
5.3.3 Je kunt de bouw, functies en werking van de hersenen en het ruggenmerg beschrijven.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

5.3 Het zenuwstelsel
- Voorkennis
- Uitleg over het zenuwstelsel
- Aan de slag
Leerdoelen
5.3.1 Je kunt de bouw, functies en werking van de verschillende delen van het zenuwstelsel beschrijven.
5.3.2 Je kunt de bouw en signaalverwerking van de verschillende typen zenuwcellen beschrijven.
5.3.3 Je kunt de bouw, functies en werking van de hersenen en het ruggenmerg beschrijven.

Slide 1 - Tekstslide

Nieren
Rode bloedcellen
Rood beenmerg
EPO
Lever
Adrenaline
Bijnier
Geel beenmerg

Slide 2 - Sleepvraag

Als ik meer ADH heb, dan moet ik...
A
meer plassen
B
minder plassen

Slide 3 - Quizvraag

Adrenaline wordt gemaakt in de ...

Slide 4 - Open vraag

Brugklasstof

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de functie van het zenuwstelsel?

Slide 6 - Open vraag

Zintuigcellen zetten prikkels om in (...)

Slide 7 - Open vraag

Wat is een impuls?

Slide 8 - Open vraag

Wat is de weg van het geluid naar je hersenen?
-->
-->
-->
-->
-->
-->
Je bent je nu bewust van de prikkel
Je hersenen beslissen hoe je op de prikkel gaat reageren
Je hersenen sturen berichten via de zenuwen
De berichten van je hersenen "vertellen" hoe je lichaam moet reageren. 
Elk zintuig zet prikkels om in berichten. Deze berichten heten impulsen
Zenuwen brengen deze berichten naar je hersenen

Slide 9 - Sleepvraag

Lichtprikkels van de patat komen op zintuigcellen in                               . Impulsen lopen via                                      naar de                                                     , waar je je bewust wordt van de waarneming. Dan worden er impulsen via het 
doorgegeven aan de armspieren door
                                       . Je pakt de patat.
het oog
hersenen
ruggenmerg
gevoelszenuwen
bewegingszenuwen

Slide 10 - Sleepvraag

Het zenuwstelsel: communicatienetwerk van je lichaam
Centraal zenuwstelsel (CZS):  hersenen + ruggenmerg
Perifeer zenuwstelsel: alle zenuwcellen in de rest van het lichaam

Op basis van functie:
Animale zenuwstelsel: bewuste reacties, houding/beweging
van het lichaam en reflexen.
Autonome zenuwstelsel: werking van inwendige organen, niet
onder invloed van wil.

Slide 11 - Tekstslide

Signaalverwerking
Prikkel = invloed uit het milieu.

1. Zintuigcellen zetten prikkels om in impulsen.
2. Zenuwcellen geleiden de impulsen naar het
centrale zenuwstelsel.
3. Centrale zenuwstelsel (hersenen) verwerkt de
impulsen --> stuurt impulsen naar spieren en klieren.
4. Spieren/klieren reageren op de impulsen = reactie.


Slide 12 - Tekstslide

Zenuwcellen


Zenuwweefsel bevat zenuwcellen (neuronen).
Zenuwcel = cellichaam met uitlopers. Alle cellichamen van zenuwcellen liggen in of dichtbij het centrale zenuwstelsel.

Dendriet = uitloper zenuwcel: ontvangt impulsen en geleidt ze naar cellichaam.
Axon = geleidt impulsen van cellichaam af. Een axon is een lange uitloper die aan het einde vertakt. Axonen zitten aangesloten op doelwitcellen. Dat kunnen andere zenuwcellen zijn, maar ook spiercellen of kliercellen.
Myelineschede: bestaat uit cellen van Schwann. Zorgt voor snelle impulsgeleiding.



Slide 13 - Tekstslide

Impulsoverdracht (1)
Impulsen kunnen worden overgedragen van de ene zenuwcel naar de andere zenuwcel via de synapsen (uiteinde vertakking axon).

De synaps is het contactpunt van het axon en een doelwitcel.

Slide 14 - Tekstslide

Impulsoverdracht (2)
Aan het uiteinde van een axon zitten blaasjes met neurotransmitters (signaalmoleculen).

Impuls: blaasjes versmelten met celmembraan --> neurotransmitters komen vrij in synaptische spleet --> binden aan receptoren in membraan doelwitcel --> reactie.

Daarna: nt's laten los --> weer opgenomen door axon of afgebroken in spleet --> zo geen nieuwe impuls.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Typen zenuwcellen
Gevoelszenuwcellen = impulsen van zintuigcellen naar CZS (cellichaam vlakbij CZS).
Schakelcellen = impulsen binnen CZS.
Bewegingszenuwcellen = impulsen van CZS naar spieren en klieren (cellichamen in CZS).

Zenuw = bevat uitlopers van 
gevoels- en bewegings
zenuwcellen.

Slide 17 - Tekstslide

3 typen zenuwcellen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
5.3 opdracht 22 t/m 25 (26 t/m 32)

Klaar?
- Samenvatten
- Oefenen op biologiepagina.nl

Laatste 5 - 10 min.: leerdoelencheck.

Slide 20 - Tekstslide

Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen
Ruggenmerg

Slide 21 - Sleepvraag

Via welke zenuwcellen worden impulsen geleidt van de zintuigcellen naar het CZS?
A
Motorische zenuwcel
B
Sensorische zenuwcel
C
Schakelcel

Slide 22 - Quizvraag

Waarom lopen impulsen altijd van axon -> dendriet maar niet van dendriet -> axon?

Slide 23 - Open vraag

Hoe wordt nummer 1 genoemd?
A
Dendriet
B
Axon
C
Synaps
D
Myeline

Slide 24 - Quizvraag

Neurotransmitters
Doelwitcel
Receptor
Uiteinde van axon
Synaptische spleet

Slide 25 - Sleepvraag