Formatieve evaluatie H3

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Biotisch

Abiotisch

Wind

Lucht

Zuurstof

Water

Grond

Roofvijanden

Soort

genoten

Plant

Bacterie

Voedsel

Een voorbeeld van een biotische factor is:  

1. Grondsoort
2. Hoeveelheid wind
3. Roofvijanden
4. Temperatuur

Een voorbeeld van een abiotische factor is:  

1. Hoeveelheid licht
2. Voeding
3. Concurrentie
4. Schuilplaats in een boom

Lees de afbeelding hiernaast. 

Wat zijn 2 abiotische factoren die in de tekst genoemd worden?

1. Waterplanten & water
2. Ondiepe vijver & reigers
3. Hoeveelheid zon & ondiepe vijver
4. Water & reigers

Hoe noem je het geheel van alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied? 

1. Ecosysteem
2. Ecologie
3. Abiotische factoren
4. Biotische factoren

Deze plant groeit voordat de bomen bladeren krijgen. Zo krijgen ze voldoende licht.

1. Klimplant
2. Voorjaarsbloeier
3. Planten met wortelrozet

Deze plant klimt m.b.v. hechtwortels langs andere planten omhoog, naar het licht. De planten hebben deze aanpassingen om omhoog te klimmen, om zo voldoende zonlicht te krijgen voor de fotosynthese.

1. Klimop
2. Voorjaarsbloeier
3. Planten met wortelrozetten

Woestijnplanten gaan waterverlies tegen door:

1. Dunne grote bladeren zonder waslaag
2. Dikke kleine bladeren met waslaag

Planten in het tropisch regenwoud hebben:

1. Veel huidmondjes om het vocht kwijt te raken
2. Weinig huidmondjes om het vocht kwijt te raken

Dieren in warme streken hebben:

1. Kleine oren, om hun warmte kwijt te raken
2. Grote oren, om hun warmte kwijt te raken

Plooikiezen horen bij:

1. Alles eters
2. Planteneters
3. Vleeseters

Een haaksnavel is voor het eten van..

1. Planten
2. Zaden
3. Vlees
4. Insecten

Haaksnavel

Zeefsnavel

Pincetsnavel

Kegelsnavel

Sleep de afbeelding van de soort snavel en het soort voedsel naar het juiste hokje.

Steltpoten hebben

1. Wad en weidevogels
2. Vogels die langs de stam lopen
3. Roogvogels
4. Watervogels

Zet de volgende componenten op volgorde van groot naar klein:

1

2

3

4

Cellen

Orgaanstelsel

Weefsel

Orgaan

Welke organen heeft een plant?

Opname van water + voeding + stevigheid

Vervoer, vorm, stevigheid

Fotosynthese dus voedsel maken

Voortplanting vruchten zaden

Wat was de functie van een huidmondje?

1. Water opnemen
2. Het maken van voedingsstoffen
3. Zorgen dat een boom groen blijft
4. Het uitwisselen van gassen

Hoe noem je de onderdelen 2 en 4?

1. 2 = bladgroenkorrels 4= huidmondje
2. 2 = bladmoes 4= nerf
3. 2 = opperhuid 4= bladgroenkorrels

Je ziet hier de punten van een wortel met wortelharen. Wat is een taak van de wortelharen?

1. Watertransport
2. Wateropname
3. Voedsel maken
4. Groei van de plant

Bekijk de afbeelding hiernaast.

Met welke letter wordt het bastvat aangegeven?

1. A
2. B
3. C
4. D

Wat vervoeren de houtvaten?

1. Water en mineralen
2. Water en glucose
3. Water en zuurstof
4. Water

Wat is de stroomrichting van de houtvaten?

1. Omlaag
2. Omhoog
3. Naar het blad
4. Van het blad af

Met welk nummer wordt het houtvat aangegeven?

1. A
2. B
3. C
4. D

Welk of welke organismen doen aan fotosynthese?

1. Planten
2. Dieren
3. Schimmels en bacteriën
4. Alle organismen

Welk of welke organismen doen aan verbranding?

1. Planten
2. Dieren
3. Schimmels en bacteriën
4. Alle organismen

Deze stoffen zijn nodig voor de FOTOSYNTHESE : 

1. Zuurstof + glucose
2. Koolstofdioxide + water
3. Zuurstof + water
4. Koolstofdioxide + glucose

Hoe komt koolstofdioxide het blad in?

1. Via de huidmondjes
2. Via de nerf
3. Via de wortels

Waar vindt FOTOSYNTHESE plaats in de plantencel?

1. In de celkern
2. In de bladgroenkorrels
3. In de vacuole
4. In de kleurkorrels

Welke stoffen ontstaan bij de VERBRANDING?

1. Koolstofdioxide + water
2. Zuurstof + water

Bekijk de afbeelding hiernaast. Waar vindt verbranding plaats?

1. 1, 2 & 3
2. 1 ,3 & 4
3. 2, 3 & 4
4. 1, 2, 3 & 4

Bekijk de afbeelding hiernaast. Waar is het koolstofdioxide gehalte na 3 uur het laagst?

1. Bak 1, hier vindt verbranding plaats
2. Bak 1, hier vindt fotosynthese plaats
3. Bak 2, hier vindt verbranding plaats
4. Bak 2, hier vindt fotosynthese plaats

Broccoli is een:

1. Stengel
2. Blad
3. Wortel
4. Bloem

Een banaan is een: 

1. Stengel
2. Vrucht
3. Bloem
4. Blad

In welke korrels worden voedingsstoffen gemaakt?

1. Kleurstofkorrels
2. Bladgroenkorrels
3. Zetmeelkorrels
4. Grindkorrels

Wat zijn de drie typen korrels bij planten?

1. Bladgroenkorrels Rijstkorrels Kleurstofkorrels
2. Kleurstofkorrels Bladgeelkorrels Zetmeelkorrel
3. Bladgroenkorrels, Zetmeelkorrels, Kleurstofkorrels
4. Bladgroenkorrels Kleurstofkorrels Bladgeelkorrels

‘Een groep konijnen van dezelfde soort in de duinen bij Egmond aan zee’ noem je een:

1. Populatie
2. Soort
3. Individue
4. Levensgemeenschap

Zet de volgende componenten op volgorde van groot naar klein:

1

2

3

4

Individu

Ecosysteem

Populatie

Levensgemeenschap

Voedselrelatie is een ..

1. Biotische factor
2. Abiotische factor

Een voedselketen is :

1. Rij organismen die elkaar eten
2. Aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn

Een voedselketen begint ALTIJD met een:

1. Dier
2. Schimmel
3. Bacterie
4. Plant

Een aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn , noem je:

1. Voedselweb
2. Schakels
3. Piramide van aantallen

Biomassa is het :

1. Gewicht van alle vloeibare stoffen in het lichaam
2. Gewicht van alle vaste stoffen in het lichaam, zonder water

De voedselpiramide in de afbeelding is een piramide van biomassa. 

- de havik weegt 1 kg

- de koolmezen wegen bij elkaar 5 kg 

- de rupsen wegen bij elkaar 10 kg

- de eik heeft blaadjes die gezamenlijk 100 kg wegen.

Welke bewering is dan juist?

1. Uit 1 kilo biomassa in koolmezen, wordt 1 kilo biomassa in de havik gevormd
2. Uit 5 kilo biomassa in rupsen wordt 1 kilo biomassa in de havik gevormd
3. Uit 10 kilo biomassa in rupsen wordt 5 kilo biomassa in koolmezen gevormd
4. Uit 10 kilo biomassa in de eik wordt 5 kilo biomassa in de rupsen gevormd

In een voedselketen verdwijnt energie door :

1. Verbranding en uitpoepen onverteerbare stoffen
2. Fotosynthese en uitpoepen onverteerbare stoffen

Wie is de producent

1. Pissebed
2. Kat
3. Kastanjeboom
4. Egel

Een boom laat zijn bladeren vallen, de
mestkevers eten het afval op. Wat zijn de mestkevers?

1. Producenten
2. Consumenten
3. Reducenten
4. Afvaleters

Wie zijn reducenten

1. Planten en dieren
2. Dieren en schimmels
3. Schimmels en Planten
4. Bacteriën en Schimmels

Sleep de woorden naar de juiste plek in de kringloop.

Consumenten

Producenten

Afvaleters

Reducenten

Zet de woorden op de juiste plek in de kringloop.

Water

Glucose

Koolstofdioxide

Zuurstof

Welke 3 stoffen hebben producenten nodig?

1. Zuurstof, water & glucose
2. Zuurstof, glucose & koolstofdioxide
3. Koolstofdioxide, water & mineralen
4. Koolstofdioxide, water & glucose

Welke 3 stoffen hebben consumenten nodig?

1. Zuurstof, water & glucose
2. Zuurstof, glucose & koolstofdioxide
3. Koolstofdioxide, water & mineralen
4. Koolstofdioxide, water & glucose

Koolstofkringloop

Koolstof in koolstofdioxide ( in de lucht)

Koolstof in glucose

(producenten)

Koolstof in plantaardige energierijke stoffen

Koolstof in dierlijke energierijke stoffen

(consumenten)

Koofstof in energierijke stoffen

(reducenten)

Verbranding

Fotosynthese

Verbranding

Verbranding

Wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?

1. Nitriet
2. Water
3. Glucose
4. Nitraat