Jaar 2 - Thema 13 - Grammatica Kader

Lijdende en bedrijvende vorm
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lijdende en bedrijvende vorm

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
- Je weet wat een bedrijvende en lijdende zin is.
- Je moet ze kunnen herkennen in de zin.
- Je moet ook een zin van bedrijvend naar lijdend kunnen omzetten en andersom.

Hoe doe je dit?

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze zin:
Erwin liep over het dak.
A
Erwin
B
liep
C
over
D
dak

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van deze zin:
Morgen ga ik schaatsen op de vijver.
A
Morgen
B
schaatsen
C
ik
D
vijver

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp van deze zin:
Ik plak morgen mijn band.
A
Ik
B
plak
C
morgen
D
mijn band

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp van deze zin:
De leraar waarschuwde hem al eerder.
A
De leraar
B
waarschuwde
C
hem
D
eerder

Slide 6 - Quizvraag

De theorie
- In de bedrijvende vorm is degene die iets doet het onderwerp van de zin.


De man wast de auto. Bedrijvende zin 
De man = onderwerp,   wast= pv,    de auto = lv


De auto wordt door de man gewassen. Lijdende zin
De auto = o,   wordt gewassen = wwg,   de man = lv


Tip: twijfel je of het een bedrijvende of lijdende zin is?
In de zinnen die lijdend zijn, staat altijd een vorm van de werkwoorden worden of zijn en een voltooid deelwoord.

Slide 7 - Tekstslide

Bedrijvende zin

1. Vader betaalt de rekening.

2. Mijn mentor belde mijn moeder op.

3. De jongen heeft de krant gebracht.

Lijdende zin

1. De rekening wordt door vader betaald.
2. Mijn moeder werd door mijn mentor gebeld.

3. De krant is door de jongen gebracht.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Even oefenen. Sleep de zinnen naar het juiste hokje. Is de zin bedrijvend of lijdend?
Bedrijvend
Lijdend
Hij zal waarschijnlijk de iPhone kopen.
De auto is door de man gekocht.
Mijn dochter zoekt een kamer in Utrecht.
Je moet hem niet zo plagen.
De menigte werd door de politie verspreid.
Hij zou dat zelf gedaan hebben.
De kamer was door de brand zwartgeblakerd.

Slide 10 - Sleepvraag

Maak nu in VO-Next
Thema 13 - grammatica 
Stap 1 = 12/15 goed
Stap 2+3 in je Worddocument 'NE Thema 13'. 


Slide 11 - Tekstslide

Hoe beoordeel je jezelf?
A = een beginner (ik begrijp het nog niet helemaal, ik heb hulp nodig)
B = een doorgroeier (ik begrijp het bijna, soms heb ik nog hulp nodig)
C = een gevorderde (ik begrijp het, maar maak soms nog eens een fout)
D = een expert (ik begrijp het perfect en kan het zelf aan anderen uitleggen.

Slide 12 - Open vraag