Zinsdelen H 3 vwo 3

Zinsdelen H 3 vwo 3
S.Chakari
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zinsdelen H 3 vwo 3
S.Chakari

Slide 1 - Tekstslide

Beknopte bijzin
In een hoofdzin zit een pv en ow naast elkaar.
In een bijzin zitten pv en ow uit elkaar.
Een beknopte bijzin, is een bijzin zonder pv en ow.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld
Dansen door het lokaal, zongen (pv) de leerlingen(ow)  een mooi liedje.
Dansen door het lokaal = beknopte bijzin.
zonden de leerlingen een mooi liedje = hoofdzin

Slide 3 - Tekstslide

Dansen door het lokaal zongen de leerlingen een mooi liedje.
beknopte bijzin: Dansen door het lokaal.
verzwegen onderwerp = de leerlingen.


Slide 4 - Tekstslide

Hoe kan je een beknopte bijzin herkennen?
Er zit dus nooit een pv in.
Maar wel een 
1 voltooid deelwoord.
2 onvoltooid deelwoord (hele ww+d)
3. te + infinitief. 

Slide 5 - Tekstslide

Even oefenen met wat we tot nu toe hebben gehad.

Slide 6 - Tekstslide

Toen ze na haar werk goed was uitgerust ging Caja een uur fitnessen. 
Wat is hier de bijzin?
Is het een gewone bijzin of beknopte bijzin?

Slide 7 - Tekstslide

Toen....... uitgerust = gewone bijzin
(heeft ow en pv)

Slide 8 - Tekstslide

Deze zinnen doe je zelf
Zin 2 t/m 6 blz. 94 doe je zelf.

Slide 9 - Tekstslide

Kijk het eens na
2 Nog … derby = beknopte bijzin
3 om … dienen = beknopte bijzin
4 Terwijl … zaten = bijzin
5 In … leren = beknopte bijzin
6 of … worden = bijzin

Slide 10 - Tekstslide

Noteer van de beknopte bijzinnen welke soort beknopte bijzin het is.
voltooid deelwoord
onvoltooid deelwoord
te+ infinitief
(let op infinitief betekent gewoon hele werkwoord)

Slide 11 - Tekstslide

Kijk je antwoord na
2 met od
3 met te + inf
5 met te + inf

Slide 12 - Tekstslide

Verder met uitleg..
Als we het hebben over zinsdelen dan zijn beknopte bijzinnen (net zoals gewone bijzinnen)
onderwerp/ lijdend voorwerp/ voorzetsel voorwerp/
bijwoordelijke bepaling/ bijvoeglijke bepaling.

Slide 13 - Tekstslide

Om hiermee verder te kunnen
moet je wel weten wat die zinsdelen betekenen.

Een korte herhaling?

Slide 14 - Tekstslide

onderwerp: wie of wat + pv
lijdend voorwerp: wat/ wie + gez + ow
Bijwoordelijke bepaling: waar, wanneer, waarheen, waardoor, hoe, met wie, volgens wie/wat enz.

Slide 15 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
(Ik snap dat velen deze zijn vergeten)
bijvoeglijke bepaling geeft extra info over een zelfstandig naamwoord in hetzelfde zinsdeel. Maar dan niet met 1 woord zoals een bijvoeglijk naamwoord, maar met een hele zinsdeelstuk.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeldzin
De opa van Tes/ is/ morgen/ jarig.
De opa van Tes = ow 
De opa van = een bijvoeglijke bepaling bij Tes
is= pv
jarig= lv
bwb= morgen

Slide 17 - Tekstslide

Nu je weer weet wat de zindelen inhouden gaan we verder.
Welke functie heeft de beknopte bijzin in de hoofdzin?
Beval de dictator zijn adjudant het pand te doorzoeken op explosieven?

Slide 18 - Tekstslide

Stap voor stap
Stap 1 wat is mijn hoofdzin
Stap 2 wat is mijn beknopte bijzin
stap 3 welke functie heeft de beknopte bijzin

Slide 19 - Tekstslide

Beval (pv) de dictator (ow) zijn adjudant het pand te doorzoeken op explosieven?
hoofdzin = beval de dictator zijn adjudant
bijzin = het pand te doorzoeken op explosieven.
lv= wat+ beval + de dictator? 
lijdend voorwerp: het pand te doorzoeken op explosieven

Slide 20 - Tekstslide

Zin 2 t/m 6 maak je zelf
Bladzijde 95

Slide 21 - Tekstslide

Let op
Vergeet wat je aan het begin leerde niet.
ER MAG GEEN PV EN OW IN EEN BEKNOPTE BIJZIN ZITTEN.

Slide 22 - Tekstslide

Haar besluit om de postcode loterij op te zeggen/ zal /Merel/ nu /wel /betreuren
verdeel het in zinsdelen met streepjes.
zal = pv
ow= merel
Haar besluit = ow  
Dus deze zinsdelen mag je niet gebruiken.
om de postcode loterij op te zeggen is bijv.bep bij haar besluit.

Slide 23 - Tekstslide

Kijk het na
2 om de postcodeloterij op te zeggen = bijv.bep bij besluit
3 ernstig verwond aan zijn hoofd en schouder = bwb
4 al snuffelend in het platenzaakje = bwb
5 het gevecht met de uitdager snel te beslissen = vv (vz erop hoef je niet mee te nemen) 6 veel over de flanken te spelen = bijv.bep bij opdracht

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 5 = huiswerk

Slide 25 - Tekstslide