WK 51 - Grammatica

VH2/HK2 - Nederlands
Week 51 - les 1
Grammatica
Mevrouw Giesen
timer
10:00
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VH2/HK2 - Nederlands
Week 51 - les 1
Grammatica
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Agenda 
  • Leerdoelen
  • Samengestelde zin
  • Zinsdeelzinnen
  • Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een enkelvoudige zin is.
  • Ik weet wat een samengestelde zin is.
  • Ik weet wat een hoofdzin is en hoe ik deze kan herkennen.
  • Ik weet wat een bijzin is en hoe ik deze kan herkennen. 

Slide 3 - Tekstslide

Enkelvoudig of samengesteld
  1. Lavezzi (ow) zet de verwarming lager.
  2. {hoofdzin Lavezzi (ow) zet de verwarming lager}, want {hoofdzin zij (ow) heeft het warm}.
  3. {(bijzin Omdat Lavezzi (ow) het warm heeft), hoofdzin zet zij (ow) de verwarming lager}.
  4. {hoofdzin Lavezzi (ow) zet de verwarming lager}, want {hoofdzin zij (ow) heeft het warm, (bijzin doordat ze een wollen trui draagt)}.

Slide 4 - Tekstslide

Enkelvoudig of samengesteld
Zin 1 heeft maar één persoonsvorm. Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin. Zin 2, 3 en 4 hebben meer persoonsvormen. Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde zin
  • twee of meer samengevoegde hoofdzinnen (zie voorbeeldzin 2);
  • een hoofdzin met één of meer bijzinnen erin (zie voorbeeldzin 3);
  • één of meer hoofdzinnen met één of meer bijzinnen erin (zie voorbeeldzin 4).

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Zinsdeelzinnen
Bekijk de volgende zinnen:
Mijn vriend Nick / vertelde / me / verrassend nieuws (lv).
{hoofdzin Mijn vriend Nick / vertelde / me / (bijzin dat hij gaat emigreren naar Zweden) (lv)}.

Slide 9 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen
In zin 1 is het lijdend voorwerp van de zin een woordgroep: verrassend nieuws.
In zin 2 is het lijdend voorwerp een bijzin: dat hij gaat emigreren naar Zweden. Een zinsdeel dat een persoonsvorm bevat, is een zinsdeelzin.
Als een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin, is de bijzin een zinsdeelzin binnen de hoofdzin. 

Slide 10 - Tekstslide

Soorten zinsdeelzinnen
  • onderwerpszin (ow-zin): {(Wie zich snel opgeeft), is zeker van een plaats in de bus}.
  • lijdendvoorwerpszin (lv-zin): {Finn verwijt zijn zus (dat ze nooit naar hem luistert)}.
  • meewerkendvoorwerpszin (mv-zin): {(Wie niet van lezen houdt), moet je geen boek geven}.
  • bijwoordelijkebepalingszin (bwb-zin), meestal bijwoordelijke bijzin genoemd: {(Wanneer het vriest), lusten de meeste mensen wel een kop warme erwtensoep}.

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan
  1. Bepaal wat de hoofdzin is door de zin vragend te maken: de hoofdzin komt dan vooraan te staan.
  2. Geef het begin en het einde van de bijzin(nen) aan.
  3. Vul in de hoofdzin in plaats van de bijzin(nen) een woord(groep) in.
  4. Ontleed de hoofdzin en stel vast welk zinsdeel het ingevulde woord of de ingevulde woordgroep is.
  5. De bijzin is hetzelfde zinsdeel als de ingevulde woordgroep.

Slide 12 - Tekstslide

Stappenplan oefenen
  1. – Als er geen dijken zijn, zou meer dan de helft van Nederland onder water staan.
  2. Zou meer dan de helft van Nederland onder water staan als er geen dijken zijn?
  3. {(bz Als er geen dijken zijn), hz zou meer dan de helft van Nederland onder water staan}.
  4. {hz Zonder dijken zou meer dan de helft van Nederland onder water staan}.
  5. pv = zou
  6. ow = meer dan de helft van Nederland
  7. wg = zou staan
  8. bwb = Zonder dijken, onder water
  9. Dus: Als er geen dijken zijn = bwb-zin

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Leerdoelen
  • Ik weet wat een enkelvoudige zin is.
  • Ik weet wat een samengestelde zin is.
  • Ik weet wat een hoofdzin is en hoe ik deze kan herkennen.
  • Ik weet wat een bijzin is en hoe ik deze kan herkennen. 

Slide 15 - Tekstslide

Afsluiting

Slide 16 - Tekstslide

VH2/HK2 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 17 - Tekstslide

VH2/HK2 - Nederlands
Week 51 - les 2
Speeddates
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Agenda 
  • Uitleg speeddate
  • Groepjes bekendmaken
  • Speeddaten!
  • Afsluiting 

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is.
  • Ik weet wat een naamwoordelijk gezegde is.
  • Ik kan van een zin bepalen of deze zin een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde bevat.
  • Ik weet wat een bijvoeglijke bepaling is.
  • Ik kan de bijvoeglijke bepalingen uit een zin halen.

Slide 20 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin en een zinsdeel met een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat iets zegt over het onderwerp. Het naamwoordelijk gezegde geeft een toestand aan: het onderwerp is/ wordt/ blijft/ blijkt/ lijkt/ schijnt/ heet iets.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Bijvoeglijke bepaling

Slide 23 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
In deze zinnen zijn de bijvoeglijke bepalingen vetgedrukt. Een bijvoeglijke bepaling (bijv .bep) geeft binnen een zinsdeel (!) extra informatie over de kern van dat zinsdeel (het belangrijkste woord). Die kern is een zelfstandig naamwoord (dirigent, applaus, jongens, trainingspak) of een voornaamwoord (Wie). In de voorbeeldzinnen is de kern steeds onderstreept.
Bijvoeglijke bepalingen kun je heel vaak weglaten uit een zin, maar de kern blijft altijd staan:
– De dirigent ontving na het concert een applaus.

Slide 24 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling kan vóór of achter het zelfstandig naamwoord staan.
Er kunnen ook meer bijvoeglijke bepalingen bij één kern horen.
Let op: lidwoorden (de), voornaamwoorden (dit, zijn) en telwoorden (sommige) zijn geen bijvoeglijke bepaling.

Slide 25 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling kan vóór of achter het zelfstandig naamwoord staan.
Er kunnen ook meer bijvoeglijke bepalingen bij één kern horen.
Let op: lidwoorden (de), voornaamwoorden (dit, zijn) en telwoorden (sommige) zijn geen bijvoeglijke bepaling.

Slide 26 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Zo vind je de bijvoeglijke bepaling(en)
Zet streepjes tussen de zinsdelen.
Zoek van elk zinsdeel dat uit meerdere woorden bestaat, het belangrijkste woord, de kern, en bepaal de woordsoort.
Als de kern een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord is, noteer dan de woorden die extra informatie geven over de kern; dat zijn de bijvoeglijke bepalingen. 

Slide 27 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Noteer die zo:
bijv.bep = oude → dirigent
bijv.bep = succesvolle → dirigent
bijv.bep = daverend → applaus
bijv.bep = stoere → jongens
bijv.bep = in deze klas → jongens
bijv.bep = oud → trainingspak
bijv.bep = van dit groepje → Wie

Slide 28 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is.
  • Ik weet wat een naamwoordelijk gezegde is.
  • Ik kan van een zin bepalen of deze zin een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde bevat.
  • Ik weet wat een bijvoeglijke bepaling is.
  • Ik kan de bijvoeglijke bepalingen uit een zin halen.

Slide 29 - Tekstslide

Afsluiting

Slide 30 - Tekstslide

VH2/HK2 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 31 - Tekstslide