Grammatica - hww en zww

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen deze les?
- Huiswerk bespreken (opdracht 2 - blz. 181)

 - Verder met woordsoorten hulpwerkwoorden (hww) en zelfstandig werkwoord (zww) - blz. 90

- Zelf aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

Doel van deze les


Je leert wat hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden zijn en leert hoe je ze kunt herkennen.
Herhalen wat een bijwoord is.

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog van bijwoorden?
Een bijwoord kan ook iets zeggen over een ander woord

Over een werkwoord - Freek rent snel.
Over een bijvoeglijk naamwoord - Onze kantine verkoopt heel gezonde broodjes.
Over een ander bijwoord - Harry Potter vliegt bijzonder hard op zijn bezem.

Slide 4 - Tekstslide

Bijwoorden
                    Een bijwoord kan lijken op een  bijvoeglijk                                                naamwoord. 
vb. Elske kan goed volleyballen.
vb. Quotum is een goed boek.

Ook sommige vraagwoorden zijn bijwoorden, namelijk:

wanneer, hoe, waarom, waarheen, waardoor, waar.



Slide 5 - Tekstslide

Uitwerkingen opdracht 2 (blz. 181)
Opdracht 2
1 Hopelijk (bw) – ook (bw) – vuile (bn)
2 Laatst (bw) – heel (bw) – erg (bw) – mooie (bn) – Afrikaanse (bn)
3 hard (bw) – dichtstbijzijnde (bn)
4 vrolijke (bn) – bijzonder (bw) – grappig (bn)

Slide 6 - Tekstslide

Uitwerkingen bespreken

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord (zww)

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord geeft aan wat het onderwerp 'doet'.

Slide 9 - Tekstslide

Herkennen van zelfstandige werkwoorden (zww)
Een zin heeft altijd één zelfstandig werkwoord.

Heeft de zin slechts één werkwoord (de persoonsvorm) dan is dat het zelfstandig werkwoord.

Als een zin uit meerdere werkwoorden bestaat, dan staat het zelfstandig werkwoord meestal aan het einde van de zin.


Slide 10 - Tekstslide

Hulpwerkwoorden (hww)
Hulpwerkwoorden 'helpen' om het werkwoordelijk gezegde te maken en zijn vaak de persoonsvorm; denk aan: hebben, zijn, worden, zullen, kunnen, mogen
vb. Bij die ijssalon kun je erg lekkere ijsjes kopen.

kun = hulpwerkwoord (hww)
kopen = zelfstandig werkwoord (kww)

Slide 11 - Tekstslide

Hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden
De betekenis van de zin hoeft niet te veranderen door een hulpwerkwoord. 

Voorbeeld:
Harry kijkt naar de zwerkbalwedstrijd. 
Harry is naar de zwerkbalwedstrijd aan het kijken.


.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het zelfstandig werkwoord en de hulpwerkwoorden in deze zin?

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het zelfstandig werkwoord en de hulpwerkwoorden in deze zin?

Slide 14 - Tekstslide

Zelf aan de slag. 

Maak opdracht 1, 2, 3 en 4 op blz. 90 en 91
Klaar? Vergelijk je antwoorden met die van je buur.




Slide 15 - Tekstslide

Je weet nu hulpwoorden en het zelfstandig werkwoord is. En je kunt deze werkwoorden herkennen.

Slide 16 - Tekstslide