Oefenen met vd od en bn

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
De kaartjes voor het theater waren te duur, dus toen hebben we maar een museum bezocht. 
1 / 20
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
De kaartjes voor het theater waren te duur, dus toen hebben we maar een museum bezocht. 

Slide 1 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
De buurman heeft zijn salaris niet op tijd ontvangen en nu kan hij de huur niet betalen.

Slide 2 - Open vraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang van het werkwoord 'klemmen'.

Slide 3 - Open vraag

Verleng het voltooid deelwoord:

leren


A
Geleerte
B
Geleerde

Slide 4 - Quizvraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: leren.

Slide 5 - Open vraag

Verleng het voltooid deelwoord:

staken


A
Gestaakte
B
Gestaakde

Slide 6 - Quizvraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: staken

Slide 7 - Open vraag

Verleng het voltooid deelwoord:

strooien


A
Gestrooite
B
Gestrooide

Slide 8 - Quizvraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: strooien

Slide 9 - Open vraag

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
___ (surfen) op de golven komen de dolfijnen dichterbij.
A
Gesurft
B
Surfent
C
Gesurfd
D
Surfend

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
Heeft Jos eigenlijk wel zijn tanden ___ (poetsen)?
A
gepoetst
B
poetsent
C
gepoetsd
D
poetsend

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
De minister heeft ___ (stotteren) veel ___ (beloven).
A
gestottert, belooft
B
stotterent, belovent
C
stotterend, beloofd
D
stotterend, belooft

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel werkwoorden staan er in totaal in deze zinnen?

Sander heeft zijn enkel gebroken. Met een gebroken enkel kan hij niet voetballen.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 13 - Quizvraag

I
In de zin: De kolkende rivier stroomde snel is KOLKENDE een...? 
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
onvolt. dw. gebruikt als bijv. nw.

Slide 14 - Quizvraag


In de zin: De ontsnapte gevangene is hard weggerend. ONTSNAPTE = een...?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijv. nw. en meteen een volt. dw.
C
voltooid deelwoord

Slide 15 - Quizvraag


In de zin: De juf die op de fiets naar haar werk gaat is KLEIN. Klein is hier???
A
volt. dw. gebruikt als bijv. nw.
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Goed of fout:
Het gebraden vlees was verbrand.
Goed of fout (kijk naar voltooid dw):
Het gebraden vlees was verbrand.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Goed of fout?
De gestrandde schepen lagen op de kade.
Goed of fout?
De gestrandde schepen lagen op de kade.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Hoe schrijf je het woord tussen haakjes: De (missen) trein
Hoe schrijf je het woord tussen haakjes: De (missen) trein
A
gemistte
B
gemistten
C
gemiste
D
gemisten

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord is fout geschreven?
De wetenschappers dachten dat de ontdekten dieren waren uitgestorven.
Welk woord is fout geschreven?
De wetenschappers dachten dat de ontdekten dieren waren uitgestorven.

Slide 20 - Open vraag