In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Leesstrategieën
Slide 1 - Tekstslide
Waaraan denk je bij: duizend-en-één-nachten
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Video
Wat is een 'riad'?
A
is een traditioneel Marokkaans huis met een binnenplaats/binnentuin.
B
is een straatkat in Marrakesh.
C
is een traditioneel gerecht met olijven en gekonfijte citroen.
D
is een Marokkaanse zetel.
Slide 4 - Quizvraag
Plaats hier een foto van een (volgens jou) 'mooie riad'.
Slide 5 - Open vraag
Wat is 'henna'?
A
is het Marokkaanse woord voor 'hyena'.
B
is een pasta gemaakt uit de hennastruik die dient als lichaamsversiering.
C
is een typische Marokkaanse theepot.
D
is een stad in het noorden van Marokko.
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Ga op zoek naar een foto van een 'souk' en stuur deze zo snel mogelijk door.
Slide 8 - Open vraag
Hoe zegt men 'citroen' in het Arabisch?
A
Limoun
B
Zitoun
C
Zitroen
D
Jaloun
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een 'baboush'?
A
een Marokkaans instrument
B
een voetbal
C
een vrucht van de cactusplant
D
een pantoffel
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Wat zit er in de bulten van een kameel?
A
vet
B
water
C
spieren
D
melk
Slide 12 - Quizvraag
Wie of wat is Yves Saint Laurent?
A
een Marokkaanse sultan
B
een Belgisch parfum
C
een Franse modeontwerper
D
een kledingmerk uit Oostenrijk
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Video
Wat is het nationale gerecht van Marokko?
A
tajine
B
cataplana
C
paella
D
couscous
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
LEESSTRATEGIEËN TOEPASSEN
Vooraleer we de leesstrategieën zullen toepassen op een aantal teksten over Marrakesh, herhalen we nog eens de leerstof.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Welk tekstDOEL past bij deze tekst
A
informeren
B
ontspannen
C
activeren
D
overtuigen
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Welk tekstDOEL past bij deze tekst
A
informeren
B
ontspannen
C
activeren
D
overtuigen
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Welk tekstSOORT past bij deze tekst
A
informatieve tekstsoort
B
ontspannende tekstsoort
C
activerende tekstsoort
D
overtuigende tekstsoort
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Welk tekstSOORT past bij deze tekst
A
informatieve tekstsoort
B
ontspannende tekstsoort
C
activerende tekstsoort
D
overtuigende tekstsoort
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Welk tekstSOORT past bij deze tekst
A
informatieve tekstsoort
B
ontspannende tekstsoort
C
activerende tekstsoort
D
overtuigende tekstsoort
Slide 29 - Quizvraag
Slide 30 - Tekstslide
Voor jouw taak van Aardrijkskunde ben je op zoek naar een artikel over natuurrampen. Je bladert door de krant van gisteren en gaat hiernaar op zoek.
A
oriënterend lezen
B
zoekend lezen
C
globaal lezen
D
intensief lezen
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Tekstslide
Je zit in de metro. Schuin voor jou zit jouw buurman. Hij is zodanig geconcentreerd aan het lezen en verdiept in zijn boek dat hij je zelfs niet ziet. Op welke manier is hij aan het lezen?
A
oriënterend lezen
B
zoekend lezen
C
globaal lezen
D
intensief lezen
Slide 33 - Quizvraag
Je zit in de wachtkamer bij de dokter. Op het tafeltje naast jou liggen een aantal tijdschriften. Je kiest er ééntje uit door het oppervlakkig te bekijken. Je kijkt naar de foto's en de titels op de cover. Welke leesstrategie pas je toe?
A
oriënterend lezen
B
zoekend lezen
C
globaal lezen
D
intensief lezen
Slide 34 - Quizvraag
Slide 35 - Tekstslide
Van welk tekstverband is hier sprake? 'De jongen eet graag appels, peren en bananen.'
A
opsommend tekstverband
B
vergelijkend verband
C
chronologisch verband
D
beschrijvend verband
Slide 36 - Quizvraag
Van welk tekstverband is hier sprake? 'Hij ging eerst naar de judoles. Daarna had hij nog een afspraak bij de tandarts.'
A
opsommend tekstverband
B
vergelijkend verband
C
chronologisch verband
D
beschrijvend verband
Slide 37 - Quizvraag
Van welk tekstverband is hier sprake? 'Het was schitterend weer. De zon scheen. Een kleine briesje zorgde voor verkoeling. Het verliefde koppel was aan het pootjebaden.'
A
opsommend tekstverband
B
vergelijkend verband
C
chronologisch verband
D
beschrijvend verband
Slide 38 - Quizvraag
Van welk tekstverband is hier sprake? 'Zij is een zeer intelligent meisje. Haar broer daarentegen... dat is pas een catastrofe! Hij handelt zonder na te denken.'
A
opsommend tekstverband
B
vergelijkend verband
C
chronologisch verband
D
beschrijvend verband
Slide 39 - Quizvraag
Wat doe je als je de betekenis van een woord in de tekst niet kent?