voorbereiding so grammatica periode 3
1 / 14
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De rode kater heeft het zielige vogeltje opgegeten.
Het onderwerp is:
Het onderwerp is:
A
kater
B
de kater
C
het zielige vogeltje
D
de rode kater
Slide 2 - Quizvraag
De rode kater heeft het zielige vogeltje opgegeten.
De persoonsvorm is:
De persoonsvorm is:
A
heeft
B
opgegeten
C
rode kater
D
heeft opgegeten
Slide 3 - Quizvraag
De rode kater heeft het zielige vogeltje opgegeten.
Het werkwoordelijk gezegde is:
Het werkwoordelijk gezegde is:
A
opgegeten
B
heeft opgegeten
Slide 4 - Quizvraag
De rode kater heeft het zielige vogeltje opgegeten.
Het lijdend voorwerp is:
Het lijdend voorwerp is:
A
de rode kater
B
de kater
C
het zielige vogeltje
D
vogeltje
Slide 5 - Quizvraag
De rode kater heeft het zielige vogeltje opgegeten.
Het aantal lidwoorden in deze zin:
Het aantal lidwoorden in deze zin:
A
1
B
2
C
3
Slide 6 - Quizvraag
Kater en vogeltje zijn bijvoeglijk naamwoorden.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
De rode kater heeft het zielige vogeltje opgegeten.
In deze zin staan geen voorzetsels.
In deze zin staan geen voorzetsels.
A
dat klopt
B
dat klopt niet
Slide 8 - Quizvraag
voorbeelden van voorzetsels
Slide 9 - Woordweb
voorbeelden van bijvoeglijk naamwoorden
Slide 10 - Woordweb
Welke combinatie van woorden kan het onderwerp zijn in de zin?
A
voor mijn oma
B
gaan zij werken
C
mijn lieve zus
D
aan mijn moeder
Slide 11 - Quizvraag
Voorbeelden van zelfstandig naamwoorden
Slide 12 - Woordweb
Ik ga een voldoende halen voor het SO.
A
dat is waar
B
dat is niet waar
C
ik doe mijn best
