KB2.college3.taalvariatie.taalverandering

´Mexx, doe je jas aan.´zegt juf Anja.
´Nee,´roept Mexx ´Daar doe ik niks op uit!´

De uitdrukking ´ergens niks op uitdoen´...
A
komt uit het Nederlands
B
komt uit het Twents
C
komt uit het Duits
D
komt uit het Engels
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
Kennisbasis NederlandsHBOStudiejaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

´Mexx, doe je jas aan.´zegt juf Anja.
´Nee,´roept Mexx ´Daar doe ik niks op uit!´

De uitdrukking ´ergens niks op uitdoen´...
A
komt uit het Nederlands
B
komt uit het Twents
C
komt uit het Duits
D
komt uit het Engels

Slide 1 - Quizvraag

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Stelling 1:
Voor de klas spreek ik zonder een accent
A
eens
B
oneens

Slide 5 - Quizvraag

Stelling 2:
Voor de klas spreek ik met een Gooise r.
A
eens
B
oneens

Slide 6 - Quizvraag

Stelling 3:
Voor de klas verbeter ik leerlingen die woorden uit het dialect (Twents) gebruiken.
A
eens
B
oneens

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

‘Tekst geheel in het dialect.’
1. Waarom klopt deze uitspraak niet volgens Herman Finkers?

Slide 10 - Open vraag

‘Tekst geheel in het dialect.’
2. Waarom zou deze uitspraak toch zo in de krant gekomen zijn?


Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld A
Aan welk begrip kun je dit voorbeeld koppelen?
A
Standaardtaal
B
Dialect
C
Taalvariatie
D
Taalverandering

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld B
Aan welk begrip kun je dit voorbeeld koppelen?
A
Standaardtaal
B
Dialect
C
Taalvariatie
D
Taalverandering

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld C
Aan welk begrip kun je dit voorbeeld koppelen?
A
Standaardtaal
B
Dialect
C
Taalvariatie
D
Register/jargon

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld D
Aan welk begrip kun je dit voorbeeld koppelen?
A
Standaardtaal
B
Dialect
C
Taalvariatie
D
Register/jargon

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld E
Aan welk begrip kun je dit voorbeeld koppelen?
A
Standaardtaal
B
Dialect
C
Taalvariatie
D
Register/jargon

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide