Dialect

We duiken de taalkunde in. Wat weet jij over dialecten?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
StudielessenMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

We duiken de taalkunde in. Wat weet jij over dialecten?

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel - na deze les
  1. Weet jij dat er verschillende dialecten zijn en dat er variatie is in de Nederlandse taal.
  2. Ben je je bewust van je houding tegenover de verschillende Nederlandse dialecten.
  3. Weet jij welke dialecten er in jouw klas gesproken worden.




Slide 2 - Tekstslide

Standaardnederlands
  • 1900 - 1920: opkomst ABN door elite in Hollandse steden, om te distantiëren van de 'minderen'. 3% sprak ABN. 
  • 1920: komst van de radio. Communicatie via radio was met het ABN, zodat heel het land het verstond. 40-50% sprak ABN.
  • tot 1970: zo'n 80% van het Nederlandse volk sprak ABN. ABN was beleefd, dialect was 'onverzorgd'.
  • na 1970: kritiek tegen ABN: dialect is ook beschaafd. ABN werd AN of standaardnederlands. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Dialect vs. accent
  • Een dialect is in principe een taal op zich: het heeft zijn eigen woordenschat, klanken en grammatica. Voorbeelden hiervan zijn het Fries(ch), het Twents, het Zeeuws, het Brabants, etc.
  • Een accent is geen taal, maar een manier waarop je een taal uitspreekt: (standaard) Nederlands praten met een Twents accent of Twents spreken met een Nederlands accent --> Taalvariatie
  • Vaak zorgt een dialect of accent voor vooroordelen: sprekers zonder accent worden vaak rijk, succesvol en slim ingeschat, mensen die een dialect spreken 'zijn' dom maar gezellig.

Slide 5 - Tekstslide

Dialect vs. accent
Vormen van taalvariatie
- Variatie in woordvolgorde (ik ben gefietst naar huis/ ik ben naar huis gefietst, ze zullen het geven moeten/ ze zullen het moeten geven).
- Variatie in woordvorm (geruild/ gerolen. Ik loopt. Ik gaat. Ik kon hem niet. Zij heeft/heb het boek gelezen).
- Variatie in de woordkeuze voor een begrip (bakkie/ kopje koffie. Bietjes/ krootjes. Reet/ kont/ bips, spuwen, spugen, tuffen, kwatten).
- Variatie in betekenis van een woord. Verwarring. (kreuken: kan ook vouwen zijn in het Fries. De deur is los voor open in het twents en achterhoeks)
- Variatie in formulering (doe de deur open/ zou u alstublieft de deur open willen doen). Streekgebonden.
- Verschil in uitspraak. Haagse Harry (Dat wâh je toch?? Koude/ kouwe).
Wanneer een taalvariatie alleen verschilt in uitspraak, en dus niet in woordkeus, volgorde of grammatica, noem je dit een accent.

Slide 6 - Tekstslide

Dialect vs. accent

- Verschil in uitspraak. Haagse Harry (Dat wâh je toch?? 
Koude --> kouwe).

Wanneer een taalvariatie alleen verschilt in uitspraak, en dus niet in woordkeus, volgorde of grammatica, noem je dit een accent.

Slide 7 - Tekstslide

Dialect vs. accent
Wanneer kan een dialect een taal worden? Hiervoor gelden de volgende criteria:

- het dialect moet een eigen ontwikkeling hebben doorgemaakt.
- Het dialect moet voldoende verschillen van de standaardtaal.
- Het dialect moet maatschappelijk en cultureel door een voldoende brede groep gedragen worden

Slide 8 - Tekstslide

Standaardnederlands, dialecten

Slide 9 - Tekstslide

Dialecten
Haags                                            Brabants

                                                             
Twents                                          Amsterdams

Slide 10 - Tekstslide

Dialecten
Limburgs                                          Gronings

                                                             
Drents                                                 Fries

Slide 11 - Tekstslide

Standaardtaal
Als we schrijven doen we dat in de standaardtaal. Als iedereen, in elk dialect, zou schrijven zoals hij sprak, zouden we elkaar een stuk moeilijker begrijpen. Er zijn dus bepaalde regels en afspraken over hoe je de woorden schrijft en hoe je zinnen opbouwt.

Slide 12 - Tekstslide

Standaardtaal
Voorbeeld:
Schiet nou eens op – schiet nouwesop etc.

En kun je lezen wat hier staat?
Kerkrade: Wen ich jeboerts’daag han aese vir kompes mit woesj en klodderpap.
Leiden: As ike jarig ben dan eete we zuurkool met worst en pap.

Slide 13 - Tekstslide

Stelling: als je een dialect spreekt, ben je dommer
Eens
Neutraal
Oneens

Slide 14 - Poll

Standaardnederlands, dialecten

Slide 15 - Tekstslide

Denk eens na over de versie(s) van het Nederlands die je zelf spreekt, of die je ouders of opa en oma misschien gebruiken. Om welke variant gaat het? Kun je een voorbeeld noemen?
Wat vind je van de variant? (mooi/lelijk/gek/moeilijk/stijlvol)

Slide 16 - Open vraag

De helft van de klas: wat zijn voordelen
van dialect spreken?
De andere helft: wat zijn nadelen
van dialect spreken?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Link

Verandert dit jouw mening over dialecten?

Slide 19 - Open vraag

In hoeverre is je mening over dialecten veranderd door het filmpje en deze les? (0 = niet veranderd tot 5 = compleet veranderd)
05

Slide 20 - Poll

Welke nieuwe dingen heb je gehoord of geleerd over de dialecten en/of over andere talen?

Slide 21 - Open vraag