4m - Les 13 P2 - Konjuktionen und Wortstellung

   Deutsch!    

4m
Les 13 P2
Gutentag
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

   Deutsch!    

4m
Les 13 P2
Gutentag

Slide 1 - Tekstslide

voorbereiding voor les 13:
invullen werkblad voegwoorden



Verwerkingsopdrachten na les 13:
voorbereiden SO 2











Slide 2 - Tekstslide

Planning P3

Woche 3 - SO2 + les 14
Woche 4 - Les 15, 16  +  Toetsweek
Schrijftoets  ( 27. 1. 2025)

   

Slide 3 - Tekstslide

Veelgemaakte fout:

zinsopbouw en kommagebruik

Slide 4 - Tekstslide

Regel:
De persoonsvorm is het werkwoord dat bij het onderwerp hoort.

De persoonsvorm staat in hoofdzinnen op PLEK 2

Slide 5 - Tekstslide

Regel hoofdzinnen:


Onderwerp persoonsvorm voorwerp voorwerp bepaling bepaling andere werkwoorden

Ich habe meiner Schwester ein teueres Geschenk gegeben.
Mein Vater hat sein Bruder zum letzten Mal in Deutschland gesehen.
Der alte Mann würde niemals zum Partys eingeladen.
Die Direktorin hatte dem Schüler nichts darüber gesagt.
 

Slide 6 - Tekstslide

Regel bijzinnen:


, Onderwerp  voorwerp voorwerp bepaling bepaling andere werkwoorden persoonsvorm

Ich nehme den Bus, wenn es den ganzen Tag stark regnet
Mein Vater sagt, dass er sein Bruder zum letzten Mal in Deutschland gesehen hat.
Ich dachte, dass der alte Mann würde niemals zum Partys eingeladen wurde
Ich wusste nicht, dass die Direktorin dem Schüler nichts darüber gesagt hatte.
 

Slide 7 - Tekstslide

Voegwoorden tussen 2 hoofdzinnen
  • und   - en
  • oder  - of
  • aber - maar 
  • denn - want
  • nicht (nur), ... sondern (auch) - niet (alleen)..., maar (ook) ...
  • entweder ... , oder ... - noch ... noch ...
  • nur - alleen
Zinnen veranderen niet als je ze met deze woorden aan elkaar plakt.

Slide 8 - Tekstslide

Voegwoorden tussen hoofd- en bijzin
  • dass   = dat
  • ob  = of
  • um =  om 
  • weil = omdat
  • damit = zodat/opdat
  • während = terwijl / tijdens
  • bevor = voordat
Zinnen veranderen wel als je ze met deze woorden aan elkaar plakt: werkwoorden achteraan

Slide 9 - Tekstslide

Voegwoorden tussen hoofd- en bijzin
  • seit = sinds
  • als = toen
  • wenn = als
  • falls = als
  • sobald = zodra
  • obwohl = hoewel
  • vraagwoorden, als: wie, wer, wann, wo ?
Zinnen veranderen wel als je ze met deze woorden aan elkaar plakt: werkwoorden achteraan

Slide 10 - Tekstslide

voordat
dat
nadat
of
hoewel
als
omdat
wanneer
wann
nachdem
bevor
ob
obwohl
dass
wenn
weil

Slide 11 - Sleepvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Aandachtspunten:


Let op komma's 
→  komma's geven de scheidslijnen tussen verschillende hoofd- en bijzinnen aan. 

Let niet op de lengte van de zin
→ soms zijn bijzinnen (veel) langer dan de hoofdzin.
       "Hij zei, dat ..... bla bla bla bla lange bijzin bla bla bla bla." 

Slide 14 - Tekstslide

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?
A
Ich denke, dass du hast Recht gehabt.
B
Ich denke, dass du Recht gehabt hast.

Slide 15 - Quizvraag

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?
A
Ich hoffe, dass du im Mai kommen kannst.
B
Ich hoffe, dass du im Mai kannst kommen.

Slide 16 - Quizvraag

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?
A
Weißt du, wo ich das kaufen kann?
B
Weißt du, wo ich das kann kaufen?

Slide 17 - Quizvraag

wir fahren nach österreich.
es gibt genug schnee zum skilaufen.

Slide 18 - Open vraag

er sagte es mir.
er war ins konzert gegangen.

Slide 19 - Open vraag

wir müssen gehen.
es ist schon spät

Slide 20 - Open vraag

wissen sie (=u) es vielleicht?
hat der bus verspätung?

Slide 21 - Open vraag

ich kann leider nicht kommen.
ich habe keine zeit.

Slide 22 - Open vraag

er war begeistert.
er hörte die gute nachricht.

Slide 23 - Open vraag

herr weber macht den abwasch.
frau weber liest die zeitung.

Slide 24 - Open vraag

ich habe keine ahnung.
wann wurde diese firma gegründet?

Slide 25 - Open vraag

hast du es gehört?
herr fuchs ist heute krankgeschrieben.

Slide 26 - Open vraag

du benimmst dich anständig.
du gehst hier weg.

Slide 27 - Open vraag

Succes!

Slide 28 - Tekstslide