medicatie

medicatie
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

medicatie

Slide 1 - Tekstslide

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
5x Juist-regel
Zo nodig medicatie malen
Medicatie toedienen
Aftekenen met paraaf/digitaal
Bijwerkingen observeren

Slide 2 - Sleepvraag

De wet BIG staat voor:
A
Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg
B
Wet Bekwaamheid Individuele Gezondheidszorg
C
Wet Beroepen Inspectie van Gezondheid
D
Wet Beroepen In de Gezondheidszorg

Slide 3 - Quizvraag

Het toedienen van medicatie is een
A
risicovolle handeling
B
voorbehouden handeling
C
risicovolle en voorbehouden handeling
D
handeling die iedereen mag uitvoeren

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Contra-medicatie is
A
een reden op medicatie voor te schrijven.
B
een reden om medicatie juist niet voor te schrijven
C
een ander woord voor de bijsluiter van een medicijn
D
medicatie die apart bewaard moet blijven

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Belangrijke begrippen binnen de farmacologie

Slide 14 - Tekstslide

Deze naam verwijst naar het werkzame bestandsdeel in het middel.
A
Chemische naam
B
Generiek naam / stofnaam
C
Merknaam

Slide 15 - Quizvraag

Dit is de beschermende naam van de producent.
A
Chemische naam
B
Generieke naam / stofnaam
C
Merknaam

Slide 16 - Quizvraag

Deze naam verwijst naar de geneesmiddelengroep waar de het medicijn toe behoort.

A
Chemische naam
B
Generieke naam / Stofnaam
C
Merknaam

Slide 17 - Quizvraag

Deze naam begint altijd met een hoofdletter en eindigt met het teken ®.
A
Chemische naam
B
Generieke naam / Stofnaam
C
Merknaam

Slide 18 - Quizvraag

Deze naam begint altijd met een hoofdletter en eindigt met het teken ®.
A
Chemische naam
B
Generieke naam / Stofnaam
C
Merknaam

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Causale therapie
Symptomatische therapie 
Substitutie therapie
Profylactische therapie
Het bestrijden/vermideren/onderdrukken van de oorzaak van de verschijnselen
Het aanvullen van tekorten
Het voorkomen van ziekte 
Het bestrijden van de oorzaak van de ziekte

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Tekstslide

De reden van voorschrijven noemen de indicatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Alle effecten die een geneesmiddel geeft, naast de gewenste effecten, noemen we een interactie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Bijwerkingen kunnen zowel positief als negatief zijn
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide