NE 1B - Schrijven, TV (pv) en WS (les 14)

Welkom
Nederlands
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Programma
Leesvaardigheid
  • Toets bespreken.

Schrijfvaardigheid
  • Hoofdstuk 1 afmaken.
  • Elkaar feedback geven.

Taalvaardigheid
  • Opdrachten over de persoonsvorm nakijken.
  • Nieuwe opdrachten maken.

Woordenschat
  • Opdrachten online maken.

Slide 3 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Toets bespreken
  • Waarom dacht ik dat het mijn antwoord was?
  • Begrijp ik waarom het niet mijn antwoord is?
  • Wat kan ik de volgende keer anders aanpakken?


Slide 4 - Tekstslide

Schrijven
Opdracht
  • Maak de schrijfopdrachten af.
  • Wissel werk uit.
  • Geef elkaar feedback (zie blz 23).

Slide 5 - Tekstslide

Taalverzorging H2.1 (persoonsvorm)
Leerdoel
  • Je weet wat de persoonsvorm is.
  • Je kunt de persoonsvorm in de zin vinden.

Opdracht
  • Maak de startopdracht (blz 70).

Wat is er gebeurd?

Slide 6 - Tekstslide

Taalverzorging H2.1 (persoonsvorm)
Leerdoel
  • Je weet wat de persoonsvorm is.
  • Je kunt de persoonsvorm in de zin vinden.

Uitleg: Hoe vind je de persoonsvorm?
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
  • Doe de vraagproef > de persoonsvorm staat vooraan.

  1. Boris en Erlijn gaan elke vrijdag naar basketbal.
  2. Gaan Boris en Erlijn elke vrijdag naar basketbal?
  3. Gaan = persoonsvorm.

Wat is er gebeurd?

Slide 7 - Tekstslide

Taalverzorging H2.1 (persoonsvorm)
Leerdoel
  • Je weet wat de persoonsvorm is.
  • Je kunt de persoonsvorm in de zin vinden.

Uitleg: Hoe vind je de persoonsvorm?
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
  • Doe de vraagproef > de persoonsvorm staat vooraan.


Wat is er gebeurd?

Slide 8 - Tekstslide

Taalverzorging H2.1 (persoonsvorm)
Leerdoel
  • Je weet wat de persoonsvorm is.
  • Je kunt de persoonsvorm in de zin vinden.

Opdracht
  • Opdracht 1 en 2 (blz 70-71) nakijken.
  • Maak opdracht 3 en 4 (blz 71) samen.
  • Maak opdracht 5 en 6 (blz 71-72) alleen.

Wat is er gebeurd?

Slide 9 - Tekstslide

Woordenschat H1
Leerdoel
  • Je weet wat een synoniem is.
  • Je kunt de betekenis van een woord raden met een synoniem uit de tekst.
  • Je kent de betekenis van de woorden uit Woordenschat H1.

Opdracht
  • Maak de mini-LessonUpopdracht.

Slide 10 - Tekstslide

Wat betekent mogelijkheid?
A
gelukt
B
mogen
C
onmacht
D
kans

Slide 11 - Quizvraag

Welke woorden horen bij elkaar?
afbeelding
constant
verzenden
verwijderen
reageren
antwoorden
sturen
weggooien
plaatje
telkens

Slide 12 - Sleepvraag

Wat betekent direct?
A
onmiddelijk
B
doorgaan
C
recht
D
straks

Slide 13 - Quizvraag

Bedenk zoveel mogelijk woorden voor vriend.

Slide 14 - Open vraag

Woordenschat H1
Leerdoel
  • Je weet wat een synoniem is.
  • Je kunt de betekenis van een woord raden met een synoniem uit de tekst.
  • Je kent de betekenis van de woorden uit Woordenschat H1.

Uitleg
  • Veel woordbetekenissen staan gewoon in de tekst.
  • Lees bij een moeilijk woord dus altijd een stukje terug of verder.

  1. Niet alleen Mette is intelligent, maar ook haar broer en zus zijn heel slim.
  2. In deze fabriek produceren ze badmode. Ze maken er badjassen en zwembroeken.

Slide 15 - Tekstslide

Woordenschat H1
Leerdoel
  • Je weet wat een synoniem is.
  • Je kunt de betekenis van een woord raden met een synoniem uit de tekst.
  • Je kent de betekenis van de woorden uit Woordenschat H1.

Opdracht
  • Maak opdracht 1 en 2 (blz 28-29) alleen.
  • Probeer de opdrachten online te maken.

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Schrijf in je agenda
  • ...

Slide 17 - Tekstslide

Samen lezen

Slide 18 - Tekstslide