In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Dinsdag 8 december - H2c
10 minuten stillezen
Terugblik: signaalwoorden en verbanden Blok 3
Signaalwoorden en verbanden Blok 5
Aan de slag!
10 minuten stillezen
Aan de slag!
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Vorige les heb je geleerd...
...wat signaalwoorden zijn. ...welke verbanden bij de signaalwoorden horen (Blok 3). ...hoe je de delen van een verband moet noteren.
Slide 2 - Tekstslide
Deze les ga je...
...welke verbanden bij de signaalwoorden horen (Blok 5). ...hoe je de delen van een verband moet noteren.
Slide 3 - Tekstslide
Signaalwoorden en verbanden
De sportdag was goed georganiseerd. Zo werd er genoeg water uitgedeeld en we hadden genoeg rustmomenten.
1. Wat is het signaalwoord?
Zo
2. Welk verband hoort daarbij?
Uitspraak-voorbeeld
3. Noteer de delen van het verband.
Uitspraak = De sportdag was goed georganiseerd
Voorbeeld = Er werd genoeg water uitgedeeld en we hadden genoeg rustmomenten.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Signaalwoorden Blok 5 (blz. 254)
middel-doel
waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om...te
oorzaak-gevolg
daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor
uitspraak-vergelijking
zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met
uitspraak-reden
daarom, want, omdat, namelijk
Slide 6 - Tekstslide
1. Welke signaalwoorden staan er in alinea 3?
2. Bij welk verband horen deze signaalwoorden?
3. Welke signaalwoorden staan er in alinea 4?
4. Bij welk verband horen deze signaalwoorden?
Slide 7 - Tekstslide
Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
middel-doel
oorzaak-gevolg
uitspraak-vergelijking
uitspraak-reden
waarmee
hetzelfde
doordat
zoals
om ... te
daarom
want
omdat
Slide 8 - Sleepvraag
4. Het brood bij de bakker was op. ... moest mijn moeder brood halen bij de supermarkt.
1. Harm gebruikt een mes .... het brood ... snijden.
2. Eva heeft een voldoende voor Engels. ... geldt voor haar beste vriendin.
3. Hij wordt gebracht met de auto, .... het regent heel hard.
om ... te
want
daardoor
hetzelfde
Slide 9 - Sleepvraag
Maak nu de vragen op de volgende slides
Deze vragen komen uit Blok 3 Lezen van Op Niveau
Opdracht 7, blz. 144
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Welke manier(en) gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden
A
anekdote
B
een of meerdere vragen stellen
C
de aanleiding voor het schrijven noemen
D
het onderwerp aankondigen
Slide 13 - Quizvraag
Citeer de kernzin van alinea 2.
Slide 14 - Open vraag
In alinea 3 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-voorbeeld. Wat is het signaalwoord?
Slide 15 - Open vraag
Op welke plaats(en) staat in alinea 4 de kernzin?
A
Bijna in het midden, de derde zin is de kernzin.
B
De eerste zin
C
Er is geen kernzin
D
De laatste zin
Slide 16 - Quizvraag
Wat zijn de hoofdzaken van alinea 3?
Slide 17 - Open vraag
Wat zijn de hoofdzaken van alinea 5?
Slide 18 - Open vraag
Op welke manier sluit de schrijver de tekst af?
A
conclusie
B
samenvatting
C
advies
D
geen van bovenstaande
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst? (Let op de hoofdzaken!)
Slide 20 - Open vraag
Wat is het tekstdoel?
A
opiniëren
B
amuseren
C
activeren
D
informeren
Slide 21 - Quizvraag
Maak nu de vragen op de volgende slides
Deze vragen komen uit Blok 3 Lezen van Op Niveau
Opdracht 8, blz. 145-146
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
"De vloeistof is alleen zichtbaar in uv-licht, zodat de technici op de grond de schade makkelijk kunnen terugvinden, maar er vlak na de botsing niet opeens een gekleurde scheur in het toestel verschijnt - want dat vindt de gemiddelde passagier minder prettig."
Welke 3 signaalwoorden zie je hier?
Slide 24 - Open vraag
'zodat' hoort bij het tekstverband...
A
uitspraak-voorbeeld
B
middel-doel
C
oorzaak-gevolg
D
uitspraak-vergelijking
Slide 25 - Quizvraag
'maar' hoort bij het tekstverband...
A
uitspraak-tegenstelling
B
middel-doel
C
oorzaak-gevolg
D
uitspraak-vergelijking
Slide 26 - Quizvraag
'want' hoort bij het tekstverband...
A
uitspraak-tegenstelling
B
middel-doel
C
oorzaak-gevolg
D
uitspraak-vergelijking
Slide 27 - Quizvraag
In de laatste alinea staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-opsomming.
Noteer dit signaalwoord
Slide 28 - Open vraag
Maak nu de vragen op de volgende slides
Deze vragen komen uit Blok 3 Lezen van Op Niveau
Opdracht 9, blz. 147
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
In de tekst komt het verband uitspraak-tegenstelling voor.
Welk signaalwoord wordt daarvoor gebruikt?
Slide 31 - Open vraag
In de tekst komt het verband uitspraak-tegenstelling voor.
Noteer de delen van het verband (noteer dus wat de uitspraak is en wat de tegenstelling is)
Slide 32 - Open vraag
In de zin 'Brandweerlieden moeten niet alleen leren om een brand 'te lezen' en zo snel en veilig mogelijk te blussen, maar ze worden ook getraind in verschillende vaardigheden' (regel 6-8) komt het verband uitspraak-opsomming voor.
Welk(e) signaalwoord(en) geeft (geven) dit verband aan?
A
moeten
B
niet alleen ... maar ook
C
en
D
om ... te
Slide 33 - Quizvraag
Lesdoel behaald? Ik kan de signaalwoorden uit Blok 3 herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee
Slide 34 - Quizvraag
Lesdoel behaald? Ik kan de signaalwoorden uit Blok 5 herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee
Slide 35 - Quizvraag
Lesdoel behaald? Ik kan de verbanden op de juiste manier noteren.
A
Ja
B
Nee
Slide 36 - Quizvraag
Dit vind ik nog moeilijk van de lessen van vandaag...