2.1 & 2.2

Paragraaf 2.1 & 2.2

1 / 36

Slide 1: Tekstslide

BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Lesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2.1 & 2.2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis ophalen

Pak een pen & schrift

Schrijf vier onderdelen van

de cel op die je nog kent

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plantencel

Dierlijke cel

Cytoplasma

Celmembraan

Celwand

Vacuole

Celkern

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Organisatieniveaus

Systeem aarde = alles wat wel en niet leeft

Ecosysteem = organismen hebben een relatie met de levenloze natuur

Levensgemeenschap = organismen die samen leven

Populatie = organismen van 1 soort

Organisme - orgaanstelsel - orgaan - weefsel - cel

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de organisatieniveaus van groot naar klein, van boven naar beneden, naar de vakjes aan de rechterkant.

cellen

weefsels

organen

orgaanstelsels

organismen

moleculen

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cel

Celkern (DNA)

Belangrijke informatie voor processen in de cel

Cytoplasma

Organellen

Celmembraan

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Celmembraan

Fosfolipiden

Stoffen die niet goed in vet oplossen

Transporteiwitten en receptoreiwitten

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk soort eiwitten zorgt voor het vervoeren van stoffen door het celmembraan?

Transporteiwitten

Hormonen

Receptoren

Enzymen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderdelen van de cel

BINAS 79B

Microfilamenten (skelet) stevigheid

Mitochondriën (koolhydraten afbreken = energie)

Lysosomen (organellen afbreken)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt de verschillende celonderdelen van planten en dieren benoemen.

kernlichaam

Centriolen

Golgi-appartaat

Mitochondriën

Nucelus

Ribosoom

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vooraf: Sleep de begrippen naar de bijbehorende afbeeldingen

Cellen

DNA

Gen

Chromosoom

Slide 11 - Sleepvraag

Vooraf: Leerlingen krijgen een beeld bij de begrippen die deze les gebruikt worden bij het uitleggen van Fenotype en Genotype.

DNA

Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.
DNA=informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
DNA bevat codes waarin onze erfelijke eigenschappen zijn opgeslagen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een gen?

Een chromosoom dat 1 erfelijke eigenschap bevat

Een chromosoom dat meer erfelijke eigenschappen bevat

Stukje DNA dat 1 erfelijke eigenschap bevat

Stukje DNA dat meerdere erfelijke eigenschappen bevat

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA

Basen zijn aan elkaar gekoppeld en vormen een wenteltrap

Een base is een onderdeel van een nucleotide

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DNA

Nucleotide heeft een fosfaat, suikergroep en een base

De basen die kunnen verschillen

De basen komen altijd in tweetallen

A & T

C & G

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke base koppelt aan base T?

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA

Foutje in het DNA (mutatie)

puntmutatie dan is er 1 base veranderd

A is vervangen door C

Deletie (base weggevallen)

Insertie (extra basenpaar)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een mutatie?

Een plotseling verandering van het genotype

Een fout ontwikkeld gen

Een gen met een afwijking

Een plotseling verandering in het fenotype

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA

Genoom mutaties (chromosomen)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke stoffen kunnen ongehinderd het celmembraan passeren en hebben geen porie-eiwit of transporteiwit nodig?

geladen deeltjes of ionen

glucose

water

koolstofdioxide en zuurstof

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stoffen kunnen ongehinderd het celmembraan passeren en hebben geen porie-eiwit of transporteiwit nodig?

geladen deeltjes of ionen

glucose

water

koolstofdioxide en zuurstof

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA dubbele streng

DNA - RNA

RNA - eiwit

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DNA - RNA - eiwit

Stap 1 = transcriptie (omzetting RNA)

DNA wordt omgezet naar RNA

Eén voor één wordt juiste nucleotide ingebouwd

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DNA - RNA - eiwit

RNA gaat de kern uit en gaat naar de ribosomen

Ribosoom zorgt er dan voor dat het wordt vertaald in een eiwit

Stap 2 = translatie

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ribosomen

RNA wordt afgelezen in ribosomen
Hierbij worden eiwitten gevormd

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ribosomen

Ribosomen lezen stikstof basen af

3 stikstof basen vormen een codon

Elk codon staat voor een aminozuur

Het aflezen begint altijd bij het startcodon en dat is: AUG

BINAS 71G

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ribosomen

Het aflezen stopt bij een stop codon

BINAS 71G

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste volgorde bij eiwitsynthese (eiwitvorming)

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 5

Stap 6

Het eiwit verlaat de ribosoom

DNA in de celkern wordt afgelezen

Het RNA wordt afgelezen. Er ontstaat een eiwit

Er wordt RNA gevormd

RNA komt aan bij de ribosomen

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf in je eigen woorden wat de juiste volgorde van eiwitsynthese is
Gebruik de woorden in je antwoord: DNA - RNA - ribosomen

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA - RNA - eiwit

Wanner DNA wordt omgezet in RNA komt er tegenover A (adenine) een U (uracil)

Base die we alleen tegenkomen in RNA

Base die de plaats inneemt van T (thymine)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DNA : ACT-CGA-TTA-CCG
Wat is de RNA van deze DNA

TGA-GCT-AAT-GGC

UGA-GCU-AAU-GGC

ACT-TCG-TAC-GGT

TGU-GCT-UUT-GGC

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

71G - Welk aminozuur hoort bij het startcodon?

Alanine

Glutamine

Methionine

Isoleucine

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

71G - Wat is de genetische code voor Tryptofaan?

UUG

UGG

AUG

GUU

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat translatie?
Gebruik de volgende woorden:
RNA en ribosomen

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.1 & 2.2

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Sleepvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Sleepvraag

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Open vraag

Meer lessen zoals deze

4V 2.4 DNA: het besturingssysteem van de cel

4V 2.4 DNA: het besturingssysteem van de cel

17.3 transcriptie translatie dl1 voorbereiding

3H/V Proefles Biologie DNA

2.2 en 2.3: DNA + Celdeling

3V Proefles Biologie DNA

V5 Thema 4 DNA B4 Translatie

§2.4 - DNA het besturingssysteem van de cel