Tener = hebben ( in bezit) / Que = wat, datmaar... TENER QUE = MOETEN. Tener moet je vervoegen ( Dus: tengo que, tienes que, tiene que, etc)
Na tener que komt er een héél werkwoord.
Vb: Tenemos un problema con mi profesor,
tenemos que hablar con él.
Tengo que ir a casa, mi madre me está esperando
Opdracht: maak 3 zinnen met de constructie "tener que"
Je hebt hiervoor 10 minuten