Er is inflatie, dus koopkracht van inkomen wordt minder, dus eisen werknemers meer loon, dus wordt produceren duurder en verhogen producenten hun prijzen om kosten terug te verdienen (aanbodslijn verschuift naar links) en dus is er inflatie, etc
Een vicieuze cirkel is een situatie waarin iets een bepaald gevolg heeft, terwijl dat gevolg op zijn beurt het eerstgenoemde verschijnsel in stand houdt
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Loon-prijs spiraal
Er is inflatie, dus koopkracht van inkomen wordt minder, dus eisen werknemers meer loon, dus wordt produceren duurder en verhogen producenten hun prijzen om kosten terug te verdienen (aanbodslijn verschuift naar links) en dus is er inflatie, etc
Een vicieuze cirkel is een situatie waarin iets een bepaald gevolg heeft, terwijl dat gevolg op zijn beurt het eerstgenoemde verschijnsel in stand houdt
Slide 1 - Tekstslide
Vertel in je eigen woorden wat koopkracht is
Slide 2 - Open vraag
Koopkracht
Je koopkracht laat zien hoeveel goederen en diensten je met je inkomen kunt kopen.
Je koopkracht is dus afhankelijk van:
- De prijzen
- Je inkomen
Slide 3 - Tekstslide
Koopkracht
Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, daalt je koopkracht.
Als je inkomen stijgt en de prijzen hetzelfde blijven, stijgt je koopkracht.
Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. Je welvaart stijgt dan.
Slide 4 - Tekstslide
Koopkracht stijgen en daling
Slide 5 - Tekstslide
De prijzen stijgen met 2,5% Het inkomen van Ahmet stijgt met 1,5% Stijgt of daalt de koopkracht van Ahmet?
A
Stijgt
B
Daalt
Slide 6 - Quizvraag
De prijzen stijgen met 2,5% Het inkomen van Lisa stijgt met 3,5% Stijgt of daalt de koopkracht van Lisa?
A
Stijgt
B
Daalt
Slide 7 - Quizvraag
Inflatie
Inflatie is de gemiddelde sitjging van alle prijzen bij elkaar. Als er inflatie is en je inkomen hetzelfde blijft, daalt je koopkracht.
Je kunt ook zeggen: door inflatie wordt je geld minder waard.
Slide 8 - Tekstslide
De inflatie stijgt met 2,5% Het inkomen van Rick stijgt met 1,5% Met hoeveel procent stijgt of daalt de koopkracht van Rick?
A
Daalt met 0,5%
B
Stijgt met 1%
C
Daalt met 1%
D
Stijgt met 0,5%
Slide 9 - Quizvraag
Inflatie stijging of daling
Slide 10 - Tekstslide
Inflatie stijging of daling
Slide 11 - Tekstslide
Nominaal inkomen
Het inkomen dat je in euro's verdient, is een nominaal inkomen.
Als je nominale inkomen met 5% stijgt en er is 3% inflatie, dan ga je er in koopkracht 2% op vooruit.
Slide 12 - Tekstslide
Reëel inkomen
Als je rekening houdt met de gevolgen van inflatie voor je inkomen, spreek je van een reëel inkomen.
De reële verandering in procenten van je inkomen bereken je als volgt..
Slide 13 - Tekstslide
Reële verandering in procenten
Reële verandering in % = nominale verandering in % - inflatie in %
Voorbeeld:
Je nominale inkomen stijgt met 1,25%. De inflatie is 0,5%. De reële verandering van je inkomen is 1,25% - 0,5% = 0,75%.
Slide 14 - Tekstslide
Prijscompensatie en de loonprijspiraal
Prijscompensatie: Als de lonen net zo veel stijgen als de prijzen.
Hogere lonen betekenen voor bedrijven hogere kosten. Die kosten berekenen ij door in de verkoopprijs van hun producten. Als de prijzen stijgen, willen de werknemers weer loonverhoging enzo.
Dit is de loon-prijsspiraal en die zorgt voor voortdurende inflatie
Slide 15 - Tekstslide
Door inflatie stijgt de koopkracht van geld
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden
Slide 17 - Quizvraag
Het stijgen van de prijzen van goederen en diensten noemen we ...
A
inflatie
B
deflatie
Slide 18 - Quizvraag
Inflatie is dat geld:
A
Meer waard wordt
B
Minder waard wordt
Slide 19 - Quizvraag
Stijging inkomen in % - inflatie in % = ....
A
reëel inkomen
B
nominaal inkomen
C
modaal inkomen
D
duurzaam inkomen
Slide 20 - Quizvraag
De inflatie is 0,5% Je nominale loon stijgt met 1,2% Hoeveel % verandert je koopkracht?
A
0,5%
B
1,2%
C
1,7%
D
0,7%
Slide 21 - Quizvraag
CBS: ... stijgt voor derde maand op rij. In maart was de prijsstijging voor consumenten nog 0,4%. De prijzen zijn vanaf februari iedere maand 0,2% meer toegenomen. Dit maakt het CBS vandaag bekend. Welk woord moet op de ... komen?