BIV werkwoorden 1 les 6-10
werkwoorden
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1
In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
werkwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Werkwoorden
betalen
halen
heten
hopen
huren
horen
koken
lenen
Werkwoorden
maken
nemen
proberen
praten
weten
sturen
wonen
spelen
Slide 2 - Tekstslide
In een zin staat altijd een werkwoord
Ik fiets naar school.
Het waait heel hard.
Laura kookt elke dag.
Hij woont in Amsterdam.
Ik werk elke dag
Wij voetballen in de pauze.
Jullie drinken thee.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is de tegenwoordige tijd?
In een zin beschrijven werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt) iets wat nu gebeurt .
Slide 4 - Tekstslide
Hoe schrijven we het werkwoord in de tegenwoordige tijd? Wie of wat doet iets?
Vraag?
Ik fiets naar school Fiets ik naar school?
Jij fietst naar school *Fiets jij naar school?
Hij fietst naar school Fietst hij naar school?
Zij fietst naar school Fietst zij naar school?
Wij fietsen naar school Fietsen wij naar school?
Jullie fietsen naar school Fietsen jullie naar school?
Zij fietsen naar school Fietsen zij naar school?
Slide 5 - Tekstslide
Weet je nog?
het hele werkwoord
Ik fiets naar school fietsen Het hele werkwoord eindigt op - en / -en achteraan
De stam
wij fietsen naar huis fiets
De stam is het hele werkwoord - en fietsen
Slide 6 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag leren?
- Werkwoorden schrijven
Het hele werkwoord met a,u,e,o
De stam met aa,uu,ee,oo
Slide 7 - Tekstslide
Werkwoorden
Enkelvoud WIE? Meervoud ( hele werkwoord) WIE?
Ik maak ( stam) wij maken jij maakt zij maken
u maakt jullie maken
hij maakt hele werkwoord = maken
zij maakt stam = hele werkwoord -en
het maakt maken maak
Slide 8 - Tekstslide
ik maak ( de stam)
betalen, hopen, nemen > hele werkwoord (1 klinker)
betaal, hoop, neem > de stam of de ik-vorm (2 klinkers)
(betalen) Ik................. alles.
(halen) Ik.................. brood.
(heten) Ik......................Laura.
Maak les 6
Slide 9 - Tekstslide
U, jij, hij, zij, het vraagt
Stam + t Schrijf een - t achter de stam
ik vraag (stam)
u vraagt jij vraagt hij/zij vraagt ( 2 klinkers)
(vragen) jij................. veel.
(sturen) u.................. een kaartje.
(spelen) hij......................in de klas. Maak les 7
Slide 10 - Tekstslide
Maak een vraag begin met het werkwoord
maakt hij?
Ik maak ( stam) maak ik?
jij maakt **maak jij ?
u maakt maakt u ?
hij maakt maakt hij ?
het maakt maakt het?
(vragen) .................u veel?
(wonen) .................. hij in een huis?
(spelen) ......................*jij in de klas?
Maak les 8
Slide 11 - Tekstslide
wij, jullie, zij leren
Stam +en Schrijf een -en achter de stam (hele werkwoord)
ik leer (stam) ( 2 klinkers)
wij leren jullie leren zij leren ( 1 klinker)
(koken) wij................. elke dag.
(wonen) jullie.................. in een huis.
(halen) zij......................boodschappen. Maak les 9
Slide 12 - Tekstslide
Opdracht geven!
Loop naar de deur!
Maak jouw huiswerk!
Praat niet in de klas!
De gebiedende wijs schrijf alleen de stam
De gebiedende wijs met u. Schrijf stam +t
loopt u naar de deur! rookt u buiten! maak les 10
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Wat heb je geleerd vandaag?
Slide 15 - Tekstslide
Filmpje
