Paragraaf 3

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze heb je weer nodig!

Slide 2 - Tekstslide

Deze ook

Slide 3 - Tekstslide

Massa
De massa van een stof betekent hoe zwaar die stof is. Dat ken je tot nu toe misschien als gewicht, maar in de natuurkunde betekent dat net iets anders. De massa meten we in gram of kilogram.

Om de massa te meten gebruik je een weegschaal.

Slide 4 - Tekstslide

Volume
Bij volume denk je misschien aan hoe hard geluid is. In de natuurkunde bedoelen we met het volume hoe groot iets is, hoeveel ruimte het inneemt. Je kent dat vanuit wiskunde ook wel als de inhoud.

Het volume kunnen we meten in liter of kubieke centimeter (cm3).
Weet je nog hoe je die naar elkaar om kunt rekenen? Als je dat niet meer weet, zoek dat nog even terug in de les over eenheden.

Er zijn drie manieren om het volume te bepalen:

Slide 5 - Tekstslide

Volume bepalen 1: rechthoekig voorwerp




Lengte x breedte x hoogte

Let wel op dat alle afmetingen in dezelfde eenheid staan, dus alles in cm of alles in dm.

Slide 6 - Tekstslide

Volume bepalen 2: Volume van een vloeistof

Een vloeistof kun je in een maatcilinder 
doen. Je kunt dan aflezen hoeveel mL 
er in de maatcilinder zit.

Een maatcilinder lees je altijd af op ooghoogte. Je zorgt dus dat je recht van voren naar de maatcilinder kijkt, niet van boven of van onder. Je kijkt  naar het laagste stukje van de vloeistof.

Slide 7 - Tekstslide

Volume bepalen 3: De onderdompelmethode (1)
Van sommige voorwerpen is het wat lastiger om het volume te bepalen. Denk bijvoorbeeld aan een schaakstuk, een knikker of een steen.

Voor deze voorwerpen gebruiken we de onderdompelmethode. Je doet dan water in een maatcilinder (let op, niet helemaal vol doen!) en leest af hoeveel erin zit. Dit is de beginstand. Daarna doe je voorzichtig het voorwerp in de maatcilinder. Het water stijgt dan. Lees af hoe hoog het water nu staat. Dit is de eindstand. Het verschil tussen die twee is het volume van je voorwerp

Slide 8 - Tekstslide

Volume bepalen 3: De onderdompelmethode (2)
Op het plaatje hiernaast kun je een voorbeeld zien.

De formule die bij de onderdompelmethode hoort is
volume = eindstand - beginstand.

In dit plaatje is de beginstand 15 mL (links). 
De eindstand is 24 mL (rechts).
Het volume is dus 24 - 15 = 9 mL.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Lees de tekst in je boek goed door, blz 28 t/m 31
  • Maken opgave 1 t/m 11 via de website van Nova. Opgave 12 en de plusstof hoef je niet te maken.
  • Natuurlijk mag je bij deze paragraaf een rekenmachine gebruiken.

Slide 10 - Tekstslide