Woche 38 (K1 GRE)

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

H3d Duits, Woche 38

Beginopdracht

Schrijf in je schrift de rijtjes van haben & sein in de verleden tijd nog een keer op. Vergeet de persoonlijke voornaamwoorden niet. Hoe snel kun je dit al?

Diese Woche:

Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht

Hören: Aufgabe 19

Herhaling 

Grammatik E

Durch die Wildnis

Hausaufgaben

Freitag (40 Min.)

Beginopdracht

Herhaling Grammatik E

Lesen: 

Aufgabe 24

30 Seconds Wörterliste G

Hausaufgaben

Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht

Grammatik E: werden in de tt en vt

Durch die Wildnis

Hausaufgaben

Grammatik E

Naast haben & sein is werden een veelgebruikt onregelmatig werkwoord.

Aan het einde van de les: 

- weet je de betekenissen van werden 

- ken je 3 verschillende rijtjes met vervoegingen

Grammatik E

Wat is de betekenis van werden in de tegenwoordige tijd? 

Kijk naar de onderstaande zinnen: 

1. Wirst du morgen 14 oder 15 Jahre alt? 

2. Wir werden morgen in den Urlaub fahren.

3. Nächste Woche werdet ihr den Test machen.

4. Wenn ich erwachsen bin, werde ich Gamedesignerin.

Grammatik E

Wat is de betekenis van werden in de verleden tijd? 

Kijk naar de onderstaande zinnen: 

1. Wurdest du gestern krank oder vorgestern schon?  

2. Würdet ihr lieber nach Frankreich oder nach England fahren?

3. Letzte Woche wurde ihr Fahrrad geklaut.

4. Was würden Sie machen, wenn Sie reich wären?

Grammatik E

De betekenissen van werden zijn dus: 

tegenwoordige tijd: 

- worden

- zullen (iets wat je van plan bent/gaat doen) 

verleden tijd:

- werden

- zouden (je bent het van plan, maar alleen bij een bepaalde voorwaarde)

Grammatik E

De vervoeging van werden in de tegenwoordige tijd: 

ich	werde
du	wirst
er/sie/es/man	wird
wir	werden
ihr	werdet
sie/Sie	werden

Grammatik E

De vervoeging van werden in de verleden tijd, met de betekenis werd(en): 

ich	wurde
du	wurdest
er/sie/es/man	wurde
wir	wurden
ihr	wurdet
sie/Sie	wurden

Grammatik E

De vervoeging van werden in de verleden tijd, met de betekenis zou(den): 

ich	würde
du	würdest
er/sie/es/man	würde
wir	würden
ihr	würdet
sie/Sie	würden

Hausaufgaben für Donnerstag

- Maken: Aufgabe 15 + 16 (S. 24-25)

- Leren: Wörterliste G, tweede helft (S. 41)

Beginopdracht

Maak Aufgabe 28 op blz. 33.

Maak woordspinnen: 

Welke woorden passen het beste bij "Umwelt" (= milieu), 

en welke het beste bij "Erfindung" (= uitvinding)?

Klaar? Ga naar Aufgabe 15 + 16 op blz. 24-25. Gaan we zo nakijken.

Diese Woche:

Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht

HW nakijken

Hören: Aufgabe 19

Herhaling 

Grammatik E

Durch die Wildnis

Hausaufgaben

Freitag (40 Min.)

Beginopdracht

Herhaling Grammatik E

Lesen: 

Aufgabe 24

30 Seconds Wörterliste G

Hausaufgaben

Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht

Grammatik E: werden in de tt en vt

Durch die Wildnis

Hausaufgaben

Hören

Aufgabe 19

S. 27

Herhaling Grammatik E

- Welke 2 betekenissen heeft werden in de tegenwoordige tijd?

worden, zullen

- Welke 2 betekenissen heeft werden in de verleden tijd? 

werden, zouden

- Hoe zie je het verschil in betekenissen in de verleden tijd?

werden = wurden, zouden = würden

- Hoe bepaal je welke verledentijdsvorm je moet gebruiken?

Hausaufgaben für Freitag

- Maken: Stencil werden (donderdag uitgedeeld) afmaken

- Leren: Wörterliste G, helemaal

Beginopdracht

Vertaal:

Versie A	Versie B
het afval	het milieu
de behoefte	het gedrag
succesvol	duurzaam
oprichten	bevallen
goedkoop (1 vd 2 woorden)	duur

Diese Woche:

Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht

Hören: Aufgabe 19

Herhaling 

Grammatik E

Durch die Wildnis

Hausaufgaben

Freitag (40 Min.)

Beginopdracht

Herhaling Grammatik E

Lesen: 

Aufgabe 24

30 Seconds Wörterliste G

Hausaufgaben

Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht

Grammatik E: werden in de tt en vt

Durch die Wildnis

Hausaufgaben

Herhaling Grammatik E

- Hoe bepaal je welke verledentijdsvorm je moet gebruiken?

- Stencil nakijken

Lesen

Aufgabe 24

S. 30

Lees de tekst en beantwoord de vragen 1 t/m 5 (6 niet!)

De open vragen beantwoord je in het Nederlands.

Hausaufgaben für Dienstag

- Maken: achterkant stencil haben/sein (donderdag uitgedeeld)

- Leren: Herhalen Wörterliste A (S. 40)