Laatste les D en H

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1-3

Bonjour 

Qu'est-ce qu'on va faire?

-Le Passé Composé

- è et é 

Wat is een Bezittelijk Voornaamwoord?

	Le / L'.. (aoieuh)	La	Les
Mijn:	Mon	Ma	Mes
Jouw:	Ton	Ta	Tes
Zijn/haar:	Son	Sa	Ses
Onze:	Notre	Notre	Nos
Jullie/uw:	Votre	Votre	Vos
Hun:	Leur	Leur	Leurs

Bezittelijk voornaamwoord

	Le / L'.. (aoieuh)	La	Les
Mijn:	Mon	Ma	Mes
Jouw:	Ton	Ta	Tes
Zijn/haar:	Son	Sa	Ses
Onze:	Notre	Notre	Nos
Jullie/uw:	Votre	Votre	Vos
Hun:	Leur	Leur	Leurs

Bezittelijk voornaamwoord

Bij MNL en VRL woorden die beginnen met een AOIEUH

Stappenplan bezittelijk voornaamwoord

Je kijkt naar het zelfstandig naamwoord: 

1. Is het woord enkelvoud / meervoud?

2. Begint het woord met een klinker of een stomme H? MON/TON/SON

2. Is het woord mannelijk / vrouwelijk?

Le chien

L'amie V

Prends ton cahier

Mijn

Vrouwelijk enkelvoud

Ma piscine = mijn zwembad

Mannelijk enkelvoud + medeklinker + stomme H

Mon voyage (m) = mijn reis

Mon ami (m) = mijn vriend

Mon amie (v) = mijn vriendin

Meervoud 

Mes vacances = mijn vakantie

Mon ma mes

Prends ton cahier

Jouw

Vrouwelijk enkelvoud

Ta liberté = jouw vrijheid

Mannelijk enkelvoud + medeklinker + stomme H

Ton père (m) = jouw vader

Ton avion (m) = jouw vliegtuig

Ton église (v) = jouw kerk

Meervoud 

Tes sœurs = jouw zussen

ton ta tes

Prends ton cahier

Zijn/haar

In het Frans:

geen onderscheid tussen zijn of haar, want je kijkt naar het zelfstandig naamwoord en niet naar de eigenaar!!!

NON

OUI!

Prends ton cahier

Zijn/haar

Vrouwelijk enkelvoud

Sa gare = zijn/haar station

Mannelijk enkelvoud + medeklinker + stomme H

Son frère (m) = zijn/haar broer

Son hôtel (m) = zijn/haar hotel

Son ile (v) = zijn/haar eiland

Meervoud 

Ses villages = zijn/haar dorpen

son sa ses

Prends ton cahier

onze / jullie/ uw / hun

Alle woorden in het enkelvoud

Notre pays = ons land

Votre hôtel = jullie/uw hotel

Leur ami(e) = hun vriend(in)

Meervoud 

Nos garçons = onze jongens

Vos filles = uw/jullie meisjes

Leurs maisons = hun huizen

Nu jij!!

J'ai loué ..... (zijn) maison (v)

1. son
2. ses
3. sa
4. sas

Elle va toujours à ..... (jouw) église(v).

1. ton
2. ta
3. tes
4. tu

J'aime dormir dans ...... (haar) lit (M)

1. sas
2. ses
3. sa
4. son

J'ai visité ...... (zijn) amie (V)

1. sa
2. son
3. ses
4. sas

J'aime dormir dans ...... (jouw) lit (M)

J'aime dormir dans ......(mijn) tente (V).

J'aime...... (jullie/uw) avions (m MV)

LE PASSÉ COMPOSÉ 

De werkwoorden op -ER

De werkwoorden op -ER

= Ik eet een banaan

= Ik heb een banaan gegeten

Wat is een passé composé?

De passé composé is hetzelfde als in het Nederlands het voltooid deelwoord.

Ik heb gelopen / wij hebben gefietst / zij zijn gegaan

(je hebt iets gedaan)

Hoe maak je een passé composé?

STAPPENSCHEMA

STAP 1

Kies voor de passé composé de juiste 

vorm van  

..............

STAP 1

Kies voor de passé composé de juiste 

vorm van  

AVOIR

STAP 1

Ik heb                                    = J'ai

Jij hebt                                  = Tu as 

Hij/zij heeft                         = Il/elle/on a

 wij hebben                         = Nous avons 

 jullie hebben / u heeft   = Vous avez 

zij hebben                            = Ils / elles ont 

STAP 1

Ik heb                                    = J'ai

Jij hebt                                  = Tu as 

Hij/zij heeft                         = Il/elle/on a

 wij hebben                         = Nous avons 

 jullie hebben / u heeft   = Vous avez 

zij hebben                            = Ils / elles ont 

STAP 1

Ik heb                                    = J'ai

Jij hebt                                  = Tu as 

Hij/zij heeft                         = Il/elle/on a

 wij hebben                         = Nous avons 

 jullie hebben / u heeft   = Vous avez 

zij hebben                            = Ils / elles ont 

STAP 2

Maak het voltooid deelwoord 

(in dit geval met een werkwoord op -ER)

donner

Voltooid deelwoord zelf maken:

donner

donné

Voilà! Le passé composé

WW	Passé Composé	Exemple
donner	donné	J'ai donné (ik heb gegeven)
parler	parlé	J'ai parlé (ik heb gesproken)
manger	mangé	J'ai mangé (ik heb gegeten)

Uitzonderingen

WW	Passé Composé	Exemple
Avoir	eu	Tu as eu (jij hebt gehad)
Être	été	J'ai été (ik ben geweest)
Faire	fait	Tu as fait (jij hebt gemaakt)

Uitzonderingen

WW	Passé Composé	Exemple
Avoir	eu	Tu as eu (jij hebt gehad)
Être	été	J'ai été (ik ben geweest)
Faire	fait	Tu as fait (jij hebt gemaakt)

 Uit je hoofd leren!

Nu JIJ!!!

Hij heeft gekeken
(regarder, passé composé) ?

1. Il regarde
2. Il a regarde
3. Il a regardé
4. Il as regardes

Elles..... (regarder, passé composé)

1. elles a regardée
2. elles a regarder
3. elles as regardé
4. elles ont regardé

Ils ............. (acheter). Wat is de passé composé?

1. ont acheté
2. a acheté
3. a achtent
4. as acheter

Jij........
parler, passé composé

Wij...
raconter, passé composé)

Ik...
aimer, passé composé

Vertaal:
Ik ben in Frankrijk geweest

1. Je suis été en France
2. Je suis en France
3. J'ai été en France
4. J'étais en France

Vertaal:
Ik heb gemaakt/gedaan

1. J'ai fait
2. J'ai eu
3. J'ai été

Vertaal:
Ik heb een cadeau gehad
Let op de volgorde!

1. J'ai eu un cadeau
2. Je ai eu un cadeau
3. J'ai un cadeau eu
4. J'avais un cadeau