Chapitre 1 G + H eerste les

Het bezittelijk voornaamwoord
Prends ton cahier, ton livre et ton iPad
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het bezittelijk voornaamwoord
Prends ton cahier, ton livre et ton iPad

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een Bezittelijk Voornaamwoord?

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een BVNW?

Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Iemand is een eigenaar van iets. 

Het boek is van mij. Het is mijn boek. 
Het boek is van haar. Het is haar boek.

Slide 3 - Tekstslide

Comment en néerlandais?
In het Nederlands kijken we naar de eigenaar.

De fiets van Rick. Het is zijn fiets.
De scooter van Mirthe. Het is haar scooter. 




Slide 4 - Tekstslide

Le / L'.. (aoieuh)
La
Les
Mijn:
Mon
Ma
Mes
Jouw:
Ton
Ta
Tes
Zijn/haar:
Son
Sa
Ses
Onze:
Notre
Notre
Nos
Jullie/uw:
Votre
Votre
Vos
Hun:
Leur
Leur
Leurs
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Stappenplan bezittelijk voornaamwoord
Je kijkt naar het zelfstandig naamwoord







1. Is het woord enkelvoud / meervoud?
2. Begint het woord met een klinker of een stomme H? MON/TON/SON
2. Is het woord mannelijk / vrouwelijk?
Le vélo

Slide 6 - Tekstslide

Prends ton cahier
Zijn/haar
In het Frans:
geen onderscheid tussen zijn of haar, want je kijkt naar het zelfstandig naamwoord en niet naar de eigenaar!!!
NON
OUI!

Slide 7 - Tekstslide

Prends ton cahier

Slide 8 - Tekstslide

Le / L'.. (aoieuh)
La
Les
Mijn:
Mon
Ma
Mes
Jouw:
Ton
Ta
Tes
Zijn/haar:
Son
Sa
Ses
Onze:
Notre
Notre
Nos
Jullie/uw:
Votre
Votre
Vos
Hun:
Leur
Leur
Leurs
Bezittelijk voornaamwoord
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Le / L'.. (aoieuh)
La
Les
Mijn:
Mon
Ma
Mes
Jouw:
Ton
Ta
Tes
Zijn/haar:
Son
Sa
Ses
Onze:
Notre
Notre
Nos
Jullie/uw:
Votre
Votre
Vos
Hun:
Leur
Leur
Leurs
Bezittelijk voornaamwoord
Bij MNL en VRL woorden die beginnen met een AOIEUH

Slide 10 - Tekstslide

Comment en français?
De broer = le frère 
Hoe zeg je dan mijn broer?


.... frère

Slide 11 - Tekstslide

Comment en français?
De broer = le frère 
Hoe zeg je dan mijn broer?


mon frère

Slide 12 - Tekstslide

Comment en français?
De zus = la sœur 
Hoe zeg je dan mijn zus?


.... sœur

Slide 13 - Tekstslide

Comment en français?
De zus = la sœur 
Hoe zeg je dan mijn zus?


ma sœur

Slide 14 - Tekstslide

Comment en français?
De ouders  = les parents  
Hoe zeg je dan jouw ouders?


.... parents 

Slide 15 - Tekstslide

Comment en français?
De ouders  = les parents  
Hoe zeg je dan jouw ouders?


tes parents 

Slide 16 - Tekstslide

Nu jij!!

Slide 17 - Tekstslide

zijn = ................
A
son - sa - ses
B
mon - ma - mes
C
leur - leur - leurs
D
ton - ta - tes

Slide 18 - Quizvraag

jullie = .............
A
notre - nos
B
mon - ma - mes
C
leur - leurs
D
votre - vos

Slide 19 - Quizvraag

onze = .............
A
notre - nos
B
mon - ma - mes
C
leur - leurs
D
votre - vos

Slide 20 - Quizvraag

hun = .............
A
notre - nos
B
mon - ma - mes
C
leur - leurs
D
votre - vos

Slide 21 - Quizvraag

mijn = .............
A
notre - nos
B
mon - ma - mes
C
leur - leurs
D
votre - vos

Slide 22 - Quizvraag

haar = ................
A
son - sa - ses
B
mon - ma - mes
C
leur - leurs
D
ton - ta - tes

Slide 23 - Quizvraag

jouw = .............
A
son- sa- ses
B
mon - ma - mes
C
ton- ta- tes
D
votre - vos

Slide 24 - Quizvraag

uw = .............
A
notre - nos
B
mon - ma - mes
C
leur - leurs
D
votre - vos

Slide 25 - Quizvraag

onze = .............
A
notre - nos
B
mon - ma - mes
C
leur - leurs
D
votre - vos

Slide 26 - Quizvraag

J'ai visité ...... (mijn) copain (M) à Bruxelles
A
ma
B
mon
C
mes

Slide 27 - Quizvraag

J'ai visité ...... (zijn) tante (V) à Bruxelles
A
sa
B
son
C
ses

Slide 28 - Quizvraag

J'ai visité ...... (jouw) tante à Bruxelles
A
ta
B
ton
C
tes

Slide 29 - Quizvraag

J'ai loué ..... (haar) maison (v)
A
son
B
ses
C
sa

Slide 30 - Quizvraag

J'ai loué ..... (uw) maison
A
votre
B
vos

Slide 31 - Quizvraag

Elle a donné un cadeau à ..... (jouw) amie(v).
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 32 - Quizvraag

Elle a donné des cadeaux à ..... (hun) amies (v mv)
A
leur
B
leurs

Slide 33 - Quizvraag

Herhaling bezittelijk voornaamwoord
NL
vs
Frans

Slide 34 - Tekstslide

Faire / Les dévoirs
-Vocabulaire E lire
-Faire: stencil voorkant maken (6x alle rijtjes)
Stencil is mee de volgende. Niet mee? Franse chanson + dansje.

Devoirs:
-Je kent bezittelijk voornaamwoord (Teams)
-Je leert vocabulaire E (zinnen havo F-N en vwo N-F)
-Je maakt het stencil voorkant (6 rijtjes) Bonne chance!! 

Slide 35 - Tekstslide