't Flip-Effect di 16 feb

Lesdoel
aan het einde van de les..
- hoe ik een verhaal kan beginnen
- weet ik waar een verhaal uit bestaat
- weet ik wat ik aan het einde van de uitleg moet maken
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel
aan het einde van de les..
- hoe ik een verhaal kan beginnen
- weet ik waar een verhaal uit bestaat
- weet ik wat ik aan het einde van de uitleg moet maken

Slide 1 - Tekstslide

Verdeling opdracht
1 A4  telt +/- 34 zinnen
1 A4 staat gemiddeld tot 400 woorden.


Slide 2 - Tekstslide

Begin van een verhaal
Om goed je verhaal te starten is het belangrijk dat je goed weet waar je over gaat schrijven:
- Wie is de hoofdpersoon in je verhaal? is dat de moeder of vader van Alex? of Alex zelf?
- Waar speelt het verhaal zich af?
- Wat gaat er gebeuren in je verhaal?

Slide 3 - Tekstslide

Tips 1: Inleven
Begin met iets waar je je goed in kan in leven.
Zo kan je dingen uit jouw echte leven gebruiken om in het verhaal te zetten.
Heb jij een geheimzinnige buurman?
Of heb je zelf een pest verleden? 
Dit helpt je om makkelijker je verhaal vorm te geven. 

Slide 4 - Tekstslide

Tip 2: Inleiding
Verdeel je verhaal in 3 stukken.
Begin altijd met de inleiding: 
de schrijver introduceert vaak de hoofdpersonen, de plaats waar het zich afspeelt en vertelt een stukje van de voorgeschiedenis. Met een inleiding zorgt de schrijver ervoor dat je al wat informatie hebt voordat je begint met het lezen van het echte verhaal. Zo’n inleiding wordt ook wel eens een ‘proloog’ genoemd.

Slide 5 - Tekstslide

Tip 3: De kern
in het tweede stukje van je verhaal 'De kern' vertel je de gebeurtenis van het verhaal. 
De schrijver begint hier met het vertellen van het verhaal.
Meestal is dit een spannende gebeurtenis. 
Komt er bij je geheimzinnige buurman, in eens een vrouw die je nog nooit hebt gezien? Of kom je erachter dat je vader eigenlijk een spion is?
Het is belangrijk dat je niet gelijk verklapt wat er gaat gebeuren, maar je probeert de kijker zo goed en duidelijk mogelijk mee te nemen in jouw beeld van het verhaal.

Slide 6 - Tekstslide

Tip 4: Het slot
Maar weinig verhalen hebben een echt eindpunt, waarin je met de hoofdpersoon meeleest totdat hij/zij overlijdt, zodat er daarna helemaal niets meer kan gebeuren. En je leest in boeken ook bijna nooit ‘ze leefden nog lang en gelukkig’ zoals in sprookjes. Toch hebben alle verhalen een einde, dat min of meer het verhaal afrondt. 

Slide 7 - Tekstslide

Verschillende soorten eindes
Bij het schrijven van fictieve (niet echte) verhalen zijn er twee soorten eindes:
- Het gesloten eind: een gesloten einde houdt in dat het probleem is opgelost,
- Het open eind: een open einde houdt in dat het probleem niet is opgelost, de hoofdvraag blijft open, je weet dus niet hoe het verhaal zal aflopen.

Slide 8 - Tekstslide

Wat ga je deze week doen?
Zie planning

Slide 9 - Tekstslide

Verhaal
Lees bladzijde 90 t/m 102
Alex gaat op bezoek bij zijn ouders.
Bedenk hoe dit verhaal afloopt.

Slide 10 - Tekstslide

Verhaal eisen
- Je kiest een van de drie personages. (moeder (of vader) van Alex of Alex.
- Je schrijft het in Word, Arial lettertype 12.
- Je schrijft minimaal 1, maximaal 2 bladzijde.

Slide 11 - Tekstslide