In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Lezen
Feiten en meningen
Argumenten
Betoog
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel van vandaag
Aan het eind van deze les kun je:
een betoog herkennen
en weet je hoe de schrijver je probeert
te overtuigen
Slide 2 - Tekstslide
Agenda
Feiten en mening herhalen
Uitleg over argumenten en betoog
Klassikaal aan de slag met een betogende tekst
Zelfstandig aan de slag
evaluatie les
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een feit?
A
Informatie die gegeven wordt.
B
Informatie die je kunt controleren.
C
Informatie die je niet kunt controleren .
D
Informatie met een mening.
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een mening?
A
Informatie die je kunt controleren.
B
Iets wat iemand vindt.
C
De reden waarom je iets vindt.
Slide 5 - Quizvraag
Een mening is...
A
objectief
B
subjectief
Slide 6 - Quizvraag
Feiten en meningen
Slide 7 - Tekstslide
argument
Een argument geeft aan waarom je iets vindt.
Hierdoor kun je een ander beter overtuigen.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Signaalwoorden argument
Een argument kun je vaak herkennen aan de signaalwoorden:
omdat
want
daarom
namelijk
Slide 10 - Tekstslide
Argumenten
Subjectieve argumenten: geven mening of opvatting weer
Objectieve argumenten: feitelijke uitspraken, kunnen bewezen /gecontroleerd worden
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht
Je krijgt zo een mening/stelling te zien.
Schrijf zelf 1 argument voor deze mening en 1 argument tegen deze mening op en bedenk er een voorbeeld bij.
Je krijgt daar per stelling ongeveer 4 minuten de tijd voor.
We bespreken per stelling de argumenten klassikaal.
Welke argumenten zijn het sterkst? En waarom is dat?
Slide 12 - Tekstslide
voorbeeld:
Mening/stelling: Roken op het terras moet verboden worden.
Voor: Roken is slecht voor je gezondheid, dus het is belangrijk dat de overheid zoveel mogelijk maatregelen neemt dat mensen in het openbaar niet kunnen roken. Daarbij is het heel hinderlijk voor andere terrasbezoekers.
tegen: Elk persoon is verantwoordelijk voor zijn/haar eigen gezondheid en mag zelf bepalen of en waar hij/zij rookt.
Slide 13 - Tekstslide
Alle wc’s op scholen moeten genderneutraal worden.
Slide 14 - Tekstslide
Hoe herken je een argument in een zin/tekst?
Slide 15 - Woordweb
Wat weet je al van een betoog?
Slide 16 - Woordweb
Betoog
De schrijver geeft in een betoog duidelijk zijn mening.
Hij gebruikt argumenten om de lezer te overtuigen van zijn gelijk.
Een bekend voorbeeld van een betoog is: een ingezonden brief in de krant.
Slide 17 - Tekstslide
Tekstdoel: overtuigen
De schrijver wil niet de lezer een mening laten vormen, maar hij wil dat de lezer zijn mening overneemt.
De schrijver zoekt dus medestanders.
Dit tekstdoel komt voor in de volgende tekstsoorten:
betogen, ingezonden stukken en in columns.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slot van een betoog (herhaling van hoofdgedachte)
Slide 20 - Tekstslide
Let op!
Wees kritisch bij het lezen van een betoog en vraag jezelf altijd af of de feiten wel kloppen.
Soms wil een schrijver je overtuigen door maar één kant van het onderwerp te laten zien.
Slide 21 - Tekstslide
Gezamenlijk oefenen
We lezen en doen opdrachten aan de hand
van een examentekst 2F 2020-2021
"Alleen op vakantie gaan
is een zegen"
Voor: jouw ideale vakantie
Tijdens: voor- en nadelen
Na: jouw standpunt/mening
Slide 22 - Tekstslide
jouw ideale vakantie
Slide 23 - Woordweb
Tijdens het lezen
We lezen gezamenlijk de tekst.
Tijdens het lezen onderstreep je de genoemde voordelen en nadelen van alleen op vakantie gaan.
Na het lezen van de tekst vul je de onderstreepte delen in de juiste kolom (voordelen of nadelen).
Slide 24 - Tekstslide
Na het lezen
Zou jij alleen op vakantie gaan?
Waarom wel of niet?
Slide 25 - Tekstslide
Zelfstandig werken
1. Maak de vragen die horen bij de tekst "Alleen op vakantie gaan is een zegen"