Uiteenzetting, betoog en beschouwing + mengvormen

 Uiteenzetting, betoog en beschouwing
blz. 66

Leesvaardigheid V5C



1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

 Uiteenzetting, betoog en beschouwing
blz. 66

Leesvaardigheid V5C



Slide 1 - Tekstslide

tekstsoorten
Uiteenzetting: informeren, uitleggen, ware en controleerbare feiten. Objectief en zakelijk geschreven.
Beschouwing: informeren, lezer tot nadenken willen stemmen. Verschillende interpretaties, meningen, argumenten, verklaringen. Subjectief en met persoonlijke noot geschreven. Niet opdringerig!
Betoog: overtuigen / betogen, overhalen iets te doen (activerende betogen).
 Inhoudelijke zaken die bijdragen aan dit tekstdoel:
 standpunt, argumenten, tegenargumenten, weerleggingen.
 Subjectief en persoonlijk. Emoties of zakelijk. Lezer: blijf kritisch!

Slide 2 - Tekstslide

Hier zie je allerlei meningen aan bod komen (ieder zijn eigen argumenten), ook die van de schrijver zonder dat je het idee krijgt dat je juist zijn standpunt moet overnemen.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 3 - Quizvraag

Deze tekstsoort is het beste te vergelijken met een handleiding.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 4 - Quizvraag

Dit is een zakelijke, objectieve tekst.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 5 - Quizvraag

Hierin zie je de stelling van de schrijver plus zijn argumenten. Het doel van de schrijver is dat je zijn mening moet overnemen.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 6 - Quizvraag

In lange examenteksten kan heel goed een combinatie van de tekstsoorten voorkomen, zoals een betoog gecombineerd met een uiteenzetting.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

2.5 Mengvormen (blz. 79-80)
Hoe stel je de mengvorm vast?

  1. Je moet dan eerst kunnen bepalen welke tekstdoel overheerst en welk tekstdoel wordt gebruikt om de hoofdgedachte (constatering / standpunt / oplossingen / voor- en nadelen / actie) te ondersteunen. 

  2. Welke middelen worden er gebruikt om de hoofdgedachte te ondersteunen? 
    - veel uitleg / toelichtingen (uiteenzetten / informeren)
    - argumenten / bewijzen (betoog)
    - meningen / oplossingen / kanttekeningen / nuanceringen (beschouwing)
    - aansporingen aan de lezer (activeren)

Slide 8 - Tekstslide

Je moet wel (of juist geen) actie ondernemen.
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Adviseren

Slide 9 - Quizvraag

Het doel is om je van zijn mening te overtuigen. Je moet hetzelfde standpunt krijgen als de schrijver
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 10 - Quizvraag

Je moet kennis opdoen, iets te weten komen.
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Adviseren
D
Amuseren

Slide 11 - Quizvraag

Tekstsoort
Tekstdoel
Betoog
Beschouwing
Uiteenzetting
Informeren
Overtuigen
Adviseren
Activeren
Amuseren

Slide 12 - Sleepvraag

De schrijver vertelt in tekst P over het ontstaan en de historische ontwikkelingen bij de homeopathie.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 13 - Quizvraag

De auteur van tekst S is van mening dat de homeopathisch arts het uiteindelijk zal winnen van zijn reguliere collega, omdat zijn behandeling van de patiënt kil en onsympathiek is.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 14 - Quizvraag

De auteur maakt in tekst R de alternatieve geneeswijze als homeopathie aan de lopende band belachelijk door bijvoorbeeld de denkwijze van de arts en de enorme verdunningen op de hak te nemen.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 15 - Quizvraag

Hoofdgedachte: de belangrijkste informatie van een tekst, in één zin
Wat is het onderwerp van de tekst en het belangrijkste wat daarover gezegd wordt? 
1. Hoe vind je de hoofdgedachte? Tekst nauwkeurig lezen en tekst verdelen in gedeelten: deelonderwerpen noteren
2. Inleiding lezen en (probleem)stelling noteren
3. Slot lezen en conclusie noteren
In één zin 2 en 3 met elkaar verbinden, controleren of de kern ook in deze zin is inbegrepen. 

Slide 16 - Tekstslide

Lezen in 3 rondes
1. Lees de tekst verkennend: lees de titel, bekijk de afbeeldingen, lees de inleiding, de eerste zinnen van de alinea's en het slot, en bekijk de bron. 
Bepaal nu het onderwerp en tekstsoort. 
2. Lees de tekst nauwkeurig. Markeer de kernzinnen.
Groepeer de alinea’s die bij elkaar horen en geef ze een kopje waaruit het deelonderwerp blijkt.Let op functies van alinea’s en omcirkel signaalwoorden. Bepaal nu tekstdoel en hoofdgedachte. 
3. Beantwoord nu de vragen.





Slide 17 - Tekstslide

Voorbereiding SE-week 
Leren theorie Basis paragraaf 1 t/m 7 NN
Leren theorie Lezen paragraaf 1 t/m 5 NN
Oefenen met teksten van Lezen paragraaf 3 en 5 + oefentoets H2 Lezen NN online 
Antwoorden staan in Magister
Vragen? Teams of kom langs op kantoor. 
Succes! 
Let op taalgebruik en verzorging. 

Slide 18 - Tekstslide