samenstellingen met (religieuze) feestdagen: paasbrood, kerstvakantie
namen van tijdperken: ijstijd
merknamen die ZN zijn geworden: colaatje, aspirientje
tweede deel van gesplitst citaat: 'Wacht even,' zei Marlies, 'mijn hondje gaat ook mee.'
veel afkortingen: mbo, havo, btw
Slide 4 - Tekstslide
Let op: geen hoofdletter
's Hertogenbosch - 't Regent
22 leerlingen - 80% van de bevolking
Windstreken: Het zuiden van het land
Samenstelling van feestdagen: kerstkaart
Seizoenen, dagen en maanden
Slide 5 - Tekstslide
Alle feestdagen krijgen een hoofdletter.
Dus: Eerste Kerstdag, Tweede Pinksterdag, Hemelvaartsdag, Nieuwjaarsdag.
Let op: het is 'oudjaar'.
Samenstellingen van feestdagen zijn met een kleine letter.
Dus: kerstboom, paashaas, oudjaarslot.
Slide 6 - Tekstslide
meervoud zelfstandig naamwoord
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Mike vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt?
De bovenstaande zin kan met leestekens op twee manieren worden opgeschreven:
Wat wordt dan het verschil in de betekenis?
Slide 10 - Tekstslide
Mike vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt?
Degene die de vraag stelt verschilt.
1 = Mike vroeg: ‘Vera, heb je de toets goed gemaakt?’ Dan vraagt Mike iets aan Vera. 2 = ‘Mike,’ vroeg Vera ‘heb je de toets goed gemaakt?’ Dan vraagt Vera iets aan Mike.
Slide 11 - Tekstslide
leestekens
punt, vraagteken, uitroepteken aan einde zin
komma: tussen twee PV's, tussen delen van een opsomming
'Ik houd van Netflixen, gamen, skiën en voetballen'
dubbele punt: voor opsomming, begin van een citaat