Verhaaltjessommen

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 5

Verhaaltjessommen

Oefenen

Je gaat vandaag oefenen met dit stappenplan.

Je hebt nodig: 

1. Papier 
2. Pen/potlood 

1. Lees goed de som

Elke morgen bakt een bakker 110 broden. Deze verkoopt hij in zijn winkel. Tussen de middag telt hij hoeveel broden hij nog over heeft. Hij heeft precies de helft verkocht. Hoeveel heeft hij er dan nog?

Elke morgen bakt een bakker 110 broden. Deze verkoopt hij in zijn winkel. Tussen de middag telt hij hoeveel broden hij nog over heeft. Hij heeft precies de helft verkocht. Hoeveel heeft hij er dan nog?

2. Op welke vraag moet ik antwoord geven?

1. Hoeveel broodjes heeft hij verkocht?
2. Hoeveel broodjes heeft hij nog over?

Elke morgen bakt een bakker 110 broden. Deze verkoopt hij in zijn winkel. Tussen de middag telt hij hoeveel broden hij nog over heeft. Hij heeft precies de helft verkocht. Hoeveel heeft hij er dan nog?

3. Welke informatie heb ik nodig?

1. 110 broden
2. 'de helft' + winkel
3. 110 broden + 'de helft'
4. 'de helft'

Elke morgen bakt een bakker 110 broden. Deze verkoopt hij in zijn winkel. Tussen de middag telt hij hoeveel broden hij nog over heeft. Hij heeft precies de helft verkocht. Hoeveel heeft hij er dan nog?

4. Schrijf de som op

Elke morgen bakt een bakker 110 broden. Deze verkoopt hij in zijn winkel. Tussen de middag telt hij hoeveel broden hij nog over heeft. Hij heeft precies de helft verkocht. Hoeveel heeft hij er dan nog?

5. Reken de som uit

1. 110 : 2 = 50
2. 110 : 2 = 75
3. 110 : 2 = 55
4. 110 : 2 = 25

Elke morgen bakt een bakker 110 broden. Deze verkoopt hij in zijn winkel. Tussen de middag telt hij hoeveel broden hij nog over heeft. Hij heeft precies de helft verkocht. Hoeveel heeft hij er dan nog?

6. Controleer de som

1. 55 x 2 = 110
2. 25 x 2 = 110
3. 75 x 2 = 110
4. 50 x 2 = 110

1. Lees goed de som

Adam is aan het darten. Hij gooit een pijltje in de 8 punten, een ander pijltje in de 14 punten en het laatste pijltje in de 18 punten. Hoeveel punten heeft hij gegooid?

Adam is aan het darten. Hij gooit een pijltje in de 8 punten, een ander pijltje in de 14 punten en het laatste pijltje in de 18 punten. Hoeveel punten heeft hij gegooid?

2. Op welke vraag moet ik antwoord geven?

1. Hoeveel punten gooit Adam?
2. Hoeveel pijltjes gooit Adam>

Adam is aan het darten. Hij gooit een pijltje in de 8 punten, een ander pijltje in de 14 punten en het laatste pijltje in de 18 punten. Hoeveel punten heeft hij gegooid?

3. Welke informatie heb ik nodig?

1. 8
2. 8, 14 en 18
3. 8 en 14
4. 14 en 18

Adam is aan het darten. Hij gooit een pijltje in de 8 punten, een ander pijltje in de 14 punten en het laatste pijltje in de 18 punten. Hoeveel punten heeft hij gegooid?

4. Schrijf de som op

Adam is aan het darten. Hij gooit een pijltje in de 8 punten, een ander pijltje in de 14 punten en het laatste pijltje in de 18 punten. Hoeveel punten heeft hij gegooid?

5. Reken de som uit

1. 8 + 14 + 18 = 30
2. 8 + 14 + 18 = 53
3. 8 + 14 + 18 = 25
4. 8 + 14 + 18 = 40

Adam is aan het darten. Hij gooit een pijltje in de 8 punten, een ander pijltje in de 14 punten en het laatste pijltje in de 18 punten. Hoeveel punten heeft hij gegooid?

6. Controleer de som

1. 40 = 8 + 14 + 18
2. 25 = 8 + 14 + 18
3. 53 = 8 + 14 + 18
4. 30 = 8 + 14 + 18

1. 

'Als we nog 3 lampen verkopen hebben we deze week 800 lampen verkocht' zegt de marktverkoper. Hoeveel lampen zijn er tot nu toe verkocht?

2. 

De kippen van boer Joost hebben 280 eieren gelegd. De boer verpakt ze in doosjes van 10. Hoeveel doosjes kan hij vullen?

3. 

Dean en Laura moeten 5 stapels van 100 en 3 stapels van 25 folders bezorgen. Hoeveel folders moeten ze bezorgen?

4. 

Bij een spelletjesmiddag gaan Stella en Pien verspringen. Stella springt 1 meter en 32 centimeter. Pien springt een halve meter verder. Zij springt 1 meter en ...?... centimeter.

5. 

Bij een zwemvierdaagse doen 55 kinderen uit groep 5 en groep 6 mee. Uit groep 5 doen er 27 kinderen mee. Hoeveel kinderen uit groep 6 doen er mee?

6.

Sjoerd heeft 800 soldaatjes. Hij geeft er 36 weg aan zijn broertje. Hoeveel houdt hij er over?

7.

Linn komt om half 7 uit bed. Om 8 uur moet ze klaar zijn om naar school te gaan. Hoeveel minuten heeft ze om zich klaar te maken?

8.

In een concertzaal zijn 400 zitplaatsen. Er zijn er al 250 bezet als Ise en Melle binnen komen. Hoeveel plekken zijn er nog leeg?

9.

Dylan koopt 4 zakjes chips van 1 euro en nog 4 koekjes van 25 cent. Hoeveel euro moet hij betalen?

Reken uit:

1. Lana staat bij de tramhalte. De tram vertrekt om 3 uur. Op de klok staat nu 14:12. Hoeveel minuten moet ze nog wachten?

Reken uit:

2. Er worden 480 oliebollen verpakt in zakjes van 8 stuks. Hoeveel van die zakjes kunnen er gevuld worden?

Reken uit:

3. Bij de verjaardag van de juf moeten er op school 360 bekertjes geschonken worden. Uit een fles limonade kun je 6 van die bekertjes schenken. Hoeveel flessen limonade moeten er besteld worden?